Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
afdeeling Derde . Inbeslagneming
§ 3. Inbeslagneming door den rechter-commissaris
Artikel 105

Artikel 105 (Bevel uitlevering voorwerp door rechter-commissaris)

Laatste versie

1. De rechter-commissaris kan, op vordering van de officier van justitie en indien hij uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183 onderzoekshandelingen verricht tevens ambtshalve, bevelen dat hij die redelijkerwijs moet worden vermoed houder te zijn van een voor inbeslagneming vatbaar voorwerp, dit ter inbeslagneming aan hem zal uitleveren of op de griffie van de rechtbank overbrengen, een en ander binnen de termijn en op de wijze bij het bevel te bepalen. De vordering vermeldt het strafbare feit en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte, alsmede de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de wettelijke voorwaarden voor uitoefening van de bevoegdheid zijn vervuld.

2. Het bevel wordt mondeling of schriftelijk gegeven. In het laatste geval wordt het beteekend.

3. Artikel 96a, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechter-commissaris kan, op vordering van de officier van justitie en indien hij uit hoofde van de artikelen 181 tot en met 183 onderzoekshandelingen verricht tevens ambtshalve, bevelen dat hij die redelijkerwijs moet worden vermoed houder te zijn van een voor inbeslagneming vatbaar voorwerp, dit ter inbeslagneming aan hem zal uitleveren of op de griffie van de rechtbank overbrengen, een en ander binnen de termijn en op de wijze bij het bevel te bepalen. De vordering vermeldt het strafbare feit en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte, alsmede de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de wettelijke voorwaarden voor uitoefening van de bevoegdheid zijn vervuld.

Dit betekent letterlijk: De rechter-commissaris heeft de bevoegdheid een bevel te geven. Dit kan op vordering van de officier van justitie. Als de rechter-commissaris echter al onderzoekshandelingen verricht op basis van de artikelen 181 tot en met 183, dan kan hij dit bevel ook ambtshalve (uit eigen beweging) geven. Het bevel is gericht aan de persoon van wie redelijkerwijs moet worden vermoed dat deze houder is van een voorwerp dat voor inbeslagneming vatbaar is. Dit bevel houdt in dat deze persoon het voorwerp aan de rechter-commissaris moet uitleveren of naar de griffie van de rechtbank moet overbrengen. Het bevel moet de termijn aangeven waarbinnen dit moet gebeuren en de wijze waarop. De vordering van de officier van justitie moet het strafbare feit vermelden. Als de naam van de verdachte bekend is, moet deze worden genoemd; anders een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte. De vordering moet ook de feiten of omstandigheden bevatten waaruit blijkt dat aan de wettelijke voorwaarden voor de uitoefening van deze bevoegdheid is voldaan.

2. Het bevel wordt mondeling of schriftelijk gegeven. In het laatste geval wordt het beteekend.

Dit betekent letterlijk: Het bevel kan mondeling (gesproken) of schriftelijk (op papier) worden gegeven. Wanneer het bevel schriftelijk wordt gegeven, wordt het officieel aan de betreffende persoon overhandigd (dit heet beteekend).

3. Artikel 96a, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent letterlijk: De bepalingen zoals vastgelegd in het tweede, derde en vierde lid van artikel 96a gelden hier ook op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad22x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ0004

ECLI:NL:HR:2013:BZ00044 juni 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BT7126

ECLI:NL:HR:2012:BT712631 januari 2012Dit wetsartikel wordt 10 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AV2386

ECLI:NL:HR:2006:AV23869 mei 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Civiel RechtGezondheidsrecht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP6141

ECLI:NL:HR:2011:BP61415 juli 2011Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Civiel RechtGezondheidsrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP6144

ECLI:NL:HR:2011:BP61445 juli 2011Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BX4284

ECLI:NL:HR:2013:BX428412 februari 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BD7817

ECLI:NL:HR:2008:BD781721 oktober 2008Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Civiel RechtGezondheidsrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ9943

ECLI:NL:HR:2013:BZ994314 mei 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP6138

ECLI:NL:HR:2011:BP61385 juli 2011Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Civiel RechtGezondheidsrecht, Informatierecht