Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
afdeeling Derde . Inbeslagneming
§ 2a. Inbeslagneming op grond van artikel 94a
Artikel 103

Artikel 103 (Machtiging inbeslagneming artikel 94a)

Laatste versie

1. Beslag kan op grond van artikel 94a slechts worden gelegd of gehandhaafd krachtens schriftelijke machtiging op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris.

2. De machtiging wordt door de officier van justitie zo spoedig mogelijk aan de verdachte of veroordeelde, en zo het beslag onder een derde is gelegd, ook aan deze betekend op de wijze zoals voorzien bij dit wetboek of door de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig de wijze van betekening van het verlof, bedoeld in artikel 702, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

3. Beslag op grond van artikel 94a kan in geval van ontdekking op heterdaad op vordering van de officier van justitie ook worden gelegd krachtens mondelinge machtiging van de rechter-commissaris. Door de opsporingsambtenaar wordt een proces-verbaal van de inbeslagneming opgemaakt. Aan de verdachte of veroordeelde wordt een bewijs van ontvangst afgegeven. Zo het beslag onder een derde is gelegd wordt ook aan deze een bewijs van ontvangst afgegeven. De rechter-commissaris stelt de mondeling gegeven machtiging achteraf op schrift. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

4. Het in het derde lid bepaalde is niet van toepassing ten aanzien van voorwerpen als bedoeld in artikel 94b.

5. Het openbaar ministerie kan voor inbeslagneming op grond van artikel 94a de nodige bijzondere lasten geven aan de gerechtsdeurwaarders en aan opsporingsambtenaren. Voor de tenuitvoerlegging van bevelen tot inbeslagneming van aandelen en effecten op naam en tot inbeslagneming en teruggave van onroerende registergoederen wordt de bijzondere last gericht tot de gerechtsdeurwaarder.

Uitleg in duidelijke taal

1. Beslag kan op grond van artikel 94a slechts worden gelegd of gehandhaafd krachtens schriftelijke machtiging op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris.

Dit lid bepaalt dat beslag op basis van artikel 94a alleen mag worden gelegd of gehandhaafd als er een schriftelijke machtiging is. Deze machtiging moet worden gevorderd door de officier van justitie en worden verleend door de rechter-commissaris.

2. De machtiging wordt door de officier van justitie zo spoedig mogelijk aan de verdachte of veroordeelde, en zo het beslag onder een derde is gelegd, ook aan deze betekend op de wijze zoals voorzien bij dit wetboek of door de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig de wijze van betekening van het verlof, bedoeld in artikel 702, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Dit lid stelt dat de officier van justitie de machtiging zo spoedig mogelijk moet betekenen (officieel overhandigen) aan de verdachte of veroordeelde. Als het beslag onder een derde is gelegd, moet de machtiging ook aan deze derde worden betekend. De betekening gebeurt op de wijze zoals in dit wetboek is voorzien, of door de gerechtsdeurwaarder conform de procedure voor de betekening van het verlof, zoals omschreven in artikel 702, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

3. Beslag op grond van artikel 94a kan in geval van ontdekking op heterdaad op vordering van de officier van justitie ook worden gelegd krachtens mondelinge machtiging van de rechter-commissaris. Door de opsporingsambtenaar wordt een proces-verbaal van de inbeslagneming opgemaakt. Aan de verdachte of veroordeelde wordt een bewijs van ontvangst afgegeven. Zo het beslag onder een derde is gelegd wordt ook aan deze een bewijs van ontvangst afgegeven. De rechter-commissaris stelt de mondeling gegeven machtiging achteraf op schrift. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid specificeert dat beslag op grond van artikel 94a, in het geval van ontdekking op heterdaad, ook gelegd kan worden krachtens een mondelinge machtiging van de rechter-commissaris, op vordering van de officier van justitie. De opsporingsambtenaar stelt een proces-verbaal op van deze inbeslagneming. Aan de verdachte of veroordeelde wordt een bewijs van ontvangst afgegeven. Indien het beslag onder een derde is gelegd, wordt ook aan deze derde een bewijs van ontvangst afgegeven. De rechter-commissaris moet de mondeling gegeven machtiging naderhand op schrift stellen. De bepalingen van het tweede lid zijn hierop van overeenkomstige toepassing.

4. Het in het derde lid bepaalde is niet van toepassing ten aanzien van voorwerpen als bedoeld in artikel 94b.

Dit lid geeft aan dat de bepalingen van het derde lid niet gelden voor voorwerpen zoals omschreven in artikel 94b.

5. Het openbaar ministerie kan voor inbeslagneming op grond van artikel 94a de nodige bijzondere lasten geven aan de gerechtsdeurwaarders en aan opsporingsambtenaren. Voor de tenuitvoerlegging van bevelen tot inbeslagneming van aandelen en effecten op naam en tot inbeslagneming en teruggave van onroerende registergoederen wordt de bijzondere last gericht tot de gerechtsdeurwaarder.

Dit lid stelt dat het openbaar ministerie ten behoeve van inbeslagneming op grond van artikel 94a de vereiste bijzondere lasten kan verstrekken aan gerechtsdeurwaarders en opsporingsambtenaren. Voor de uitvoering van bevelen tot inbeslagneming van aandelen en effecten op naam, alsmede voor de inbeslagneming en teruggave van onroerende registergoederen, wordt de bijzondere last gericht aan de gerechtsdeurwaarder.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad28x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BB9890

ECLI:NL:HR:2008:BB989015 januari 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad24x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BN2297

ECLI:NL:HR:2011:BN229711 januari 2011Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad24x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3311

ECLI:NL:HR:2014:331118 november 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BA5825

ECLI:NL:HR:2007:BA58252 oktober 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU4691

ECLI:NL:HR:2006:AU469131 januari 2006Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:613

ECLI:NL:HR:2018:61317 april 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2019:1591 - Vordering conservatoir beslag: specificatie concrete voorwerpen niet altijd verplicht

ECLI:NL:HR:2019:159115 oktober 2019Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een vordering tot machtiging voor conservatoir beslag niet altijd de concrete voorwerpen hoeft te specificeren. Wel moet de officier van justitie zo duidelijk mogelijk de aard van het voorgenomen beslag vermelden.

StrafrechtStrafprocesrecht, Financieel Economisch Strafrecht
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BU8768

ECLI:NL:HR:2012:BU876828 februari 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1018

ECLI:NL:HR:2019:101825 juni 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:723

ECLI:NL:HR:2021:72311 mei 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak