Artikel 21. Toepasselijk recht
1. Het Hof past toe:
a. in de eerste plaats, dit Statuut, de Elementen van misdrijven en zijn Reglement van proces- en bewijsvoering; b. in de tweede plaats, indien van toepassing, toepasselijke verdragen en de beginselen en regels van internationaal recht, waaronder de gevestigde beginselen van het internationaal recht inzake gewapende conflicten; c. bij gebreke daarvan, algemene rechtsbeginselen die door het Hof worden ontleend aan de nationale wetten van rechtsstelsels van de wereld, waaronder, indien van toepassing, nationale wetten van Staten die normaliter rechtsmacht zouden uitoefenen ter zake van het misdrijf, mits die beginselen niet onverenigbaar zijn met dit Statuut en met internationaal recht en internationaal erkende normen en maatstaven.
2. Het Hof is bevoegd beginselen en rechtsregels toe te passen overeenkomstig de interpretatie die het in zijn voorgaande beslissingen daaraan gaf.
3. De toepassing en interpretatie van het recht ingevolge dit artikel dient verenigbaar te zijn met internationaal erkende mensenrechten, waarbij geen nadelig onderscheid mag worden gemaakt op zulke gronden als geslacht, zoals gedefinieerd in artikel 7, derde lid, leeftijd, ras, huidskleur, taal, godsdienst of geloof, politieke of andere opvatting, nationale, etnische of maatschappelijke oorsprong, bezit, geboorte of andere status.