Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemene bepalingen
Titel IIA. Maatregelen
Derde afdeling. Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
Artikel 38m

Artikel 38m (Plaatsing inrichting stelselmatige daders)

Laatste versie

1. De rechter kan op vordering van het openbaar ministerie de maatregel opleggen tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, indien:

1°. het door de verdachte begane feit een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten; 2°. de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, en 3°. de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.

2. De maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte.

3. Indien de verdachte verslaafde is dan wel ten aanzien van hem andere specifieke problematiek bestaat waarmee het plegen van strafbare feiten samenhangt, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van zijn verslavingsproblematiek dan wel van die andere problematiek.

4. De rechter legt de maatregel slechts op, nadat hij een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel heeft doen overleggen. Indien dit advies eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend, kan de rechter hiervan slechts gebruik maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte.

5. Het vierde lid blijft buiten toepassing indien de verdachte weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht. Voor zover mogelijk wordt over de reden van de weigering rapport opgemaakt. De rechter doet zich zo veel mogelijk een ander advies of rapport dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel kan voorlichten en aan de totstandkoming waarvan de verdachte wel bereid is om medewerking te verlenen, overleggen.

6. Bij het opleggen van de maatregel neemt de rechter de inhoud van de overige adviezen en rapporten die over de verdachte zijn uitgebracht, alsmede de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf in aanmerking.

7. Onder een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder 2°, wordt mede verstaan een onherroepelijke veroordeling door een strafrechter in een andere lidstaat van de Europese Unie wegens soortgelijke feiten.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechter kan op vordering van het openbaar ministerie de maatregel opleggen tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, indien:

Dit betekent dat de rechter, als het openbaar ministerie dit eist (vordert), de maatregel kan opleggen waarbij een verdachte wordt geplaatst in een speciale inrichting voor personen die herhaaldelijk misdrijven plegen (stelselmatige daders). Dit kan alleen onder de volgende voorwaarden (indien):

1°. het door de verdachte begane feit een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;

Dit houdt in dat het feit dat de verdachte heeft gepleegd (begane feit) een misdrijf moet zijn, en voor dit specifieke misdrijf moet het wettelijk toegestaan zijn om de verdachte in voorlopige hechtenis te nemen.

2°. de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, en

Dit betekent dat de verdachte in de vijf jaar direct voorafgaand aan het huidige misdrijf (het door hem begane feit) minimaal drie keer definitief (onherroepelijk) veroordeeld moet zijn voor een misdrijf. Deze veroordelingen moeten geleid hebben tot een straf of maatregel die de vrijheid ontneemt, een maatregel die de vrijheid beperkt, of een taakstraf. Het kan ook zijn dat via een definitieve (onherroepelijke) strafbeschikking een taakstraf is opgelegd. Verder moet het huidige misdrijf gepleegd zijn nadat deze eerdere straffen of maatregelen zijn uitgevoerd (tenuitvoerlegging). Bovendien moet er een serieuze verwachting zijn (ernstig rekening mede moet worden gehouden) dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen (wederom een misdrijf zal begaan), en

3°. de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.

Dit houdt in dat het noodzakelijk (eist) moet zijn om de maatregel op te leggen ter bescherming van de veiligheid van personen of goederen.

2. De maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte.

Het doel van deze maatregel (strekt tot) is tweeledig: ten eerste de maatschappij te beveiligen en ten tweede ervoor te zorgen dat de verdachte stopt met het herhaaldelijk plegen van strafbare feiten (beëindiging van de recidive).

3. Indien de verdachte verslaafde is dan wel ten aanzien van hem andere specifieke problematiek bestaat waarmee het plegen van strafbare feiten samenhangt, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van zijn verslavingsproblematiek dan wel van die andere problematiek.

Als de verdachte verslaafd is, of als er bij de verdachte andere specifieke problemen zijn die een directe link hebben met (samenhangt met) het plegen van strafbare feiten, dan heeft de maatregel ook (mede) als doel (strekt er mede toe) om te helpen bij het oplossen van zijn verslavingsproblemen of die andere specifieke problemen.

4. De rechter legt de maatregel slechts op, nadat hij een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel heeft doen overleggen. Indien dit advies eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend, kan de rechter hiervan slechts gebruik maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte.

De rechter kan deze maatregel alleen opleggen (legt de maatregel slechts op) nadat hij heeft gezorgd dat er een advies wordt aangeleverd (heeft doen overleggen). Dit advies moet een onderbouwing bevatten (met redenen omkleed), voorzien zijn van een datum (gedagtekend) en een handtekening, en moet ingaan op de vraag of de maatregel wenselijk of noodzakelijk is. Als de datum op dit advies (gedagtekend) meer dan een jaar ligt vóór de start van de rechtszaak (aanvang van de terechtzitting), mag de rechter dit advies alleen gebruiken als zowel het openbaar ministerie als de verdachte hiermee akkoord gaan (instemming).

5. Het vierde lid blijft buiten toepassing indien de verdachte weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht. Voor zover mogelijk wordt over de reden van de weigering rapport opgemaakt. De rechter doet zich zo veel mogelijk een ander advies of rapport dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel kan voorlichten en aan de totstandkoming waarvan de verdachte wel bereid is om medewerking te verlenen, overleggen.

De regel uit het vierde lid (over het verplichte advies) is niet van toepassing (blijft buiten toepassing) als de verdachte weigert mee te werken aan het onderzoek dat nodig is voor het opstellen van dat advies (ten behoeve van het advies). Als het mogelijk is, wordt er een verslag (rapport) gemaakt over de reden waarom de verdachte weigert. De rechter moet dan zijn best doen (doet zich zo veel mogelijk) om een ander advies of rapport te verkrijgen dat hem kan informeren (voorlichten) over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel, en waarvoor de verdachte wel bereid is zijn medewerking te verlenen.

6. Bij het opleggen van de maatregel neemt de rechter de inhoud van de overige adviezen en rapporten die over de verdachte zijn uitgebracht, alsmede de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf in aanmerking.

Wanneer de rechter besluit de maatregel op te leggen, houdt hij rekening met (neemt in aanmerking) de inhoud van andere adviezen en rapporten die over de verdachte zijn opgesteld. Ook kijkt hij naar hoe vaak (veelvuldigheid) de verdachte eerder is veroordeeld voor misdrijven (voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf).

7. Onder een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder 2°, wordt mede verstaan een onherroepelijke veroordeling door een strafrechter in een andere lidstaat van de Europese Unie wegens soortgelijke feiten.

Wanneer in het eerste lid, onder 2°, gesproken wordt over een 'veroordeling', dan telt ook een definitieve (onherroepelijke) veroordeling door een strafrechter in een ander land dat lid is van de Europese Unie mee. Dit geldt alleen als die veroordeling betrekking heeft op vergelijkbare (soortgelijke) feiten.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BH9943

ECLI:NL:HR:2009:BH99437 juli 2009Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AV1161

ECLI:NL:HR:2006:AV116121 maart 2006Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:2028

ECLI:NL:HR:2020:202815 december 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AZ4109

ECLI:NL:HR:2007:AZ410913 maart 2007Dit wetsartikel wordt 10 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO9885

ECLI:NL:HR:2011:BO988515 februari 2011Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:1421 - Onvoldoende belang bij cassatie ondanks foutieve toetsing voorwaarden ISD-maatregel

ECLI:NL:HR:2023:142110 oktober 2023Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat het hof een voorwaarde voor de ISD-maatregel onjuist heeft getoetst. Toch wordt het beroep verworpen omdat de maatregel ook op basis van een ander feit en de problematiek van de verdachte zou zijn opgelegd. De verdachte heeft daarom onvoldoende belang bij cassatie.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BC5990

ECLI:NL:HR:2008:BC599015 april 2008Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AY8975

ECLI:NL:HR:2006:AY897514 november 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BX5029

ECLI:NL:HR:2012:BX502925 september 2012Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BA2549

ECLI:NL:HR:2007:BA254929 mei 2007Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak