Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Misdrijven
Titel XXV. Bedrog
Artikel 339

Artikel 339 (Openbaarmaking uitspraak, ontzetting beroep en rechten)

Laatste versie

1. Bij veroordeling wegens een der in deze titel omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking van zijn uitspraak gelasten en de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.

2. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 326, 328, 331 en 332 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, vermelde rechten worden uitgesproken.

Uitleg in duidelijke taal

1. Bij veroordeling wegens een der in deze titel omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking van zijn uitspraak gelasten en de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.

Dit betekent letterlijk dat, indien een persoon veroordeeld wordt wegens een der in deze titel omschreven misdrijven (dat wil zeggen, misdrijven die onder Titel XXV. Bedrog vallen), de rechter de bevoegdheid heeft om de openbaarmaking van zijn uitspraak te gelasten (bevelen). Tevens kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft, wat inhoudt dat de veroordeelde niet langer gerechtigd is dat specifieke beroep uit te oefenen.

2. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 326, 328, 331 en 332 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, vermelde rechten worden uitgesproken.

Dit betekent letterlijk dat, bij veroordeling wegens een der in de artikelen 326, 328, 331 en 332 omschreven misdrijven, de rechter de ontzetting kan uitspreken van de rechten die vermeld zijn in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4° (van het Wetboek van Strafrecht). Dit houdt in dat de veroordeelde deze specifieke rechten kan verliezen.