Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Misdrijven
Titel XVIII. Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid
Artikel 282

Artikel 282 (Opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving)

Laatste versie

1. Hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

2. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie.

3. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

4. De in dit artikel bepaalde straffen zijn ook van toepassing op hem die opzettelijk tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving een plaats verschaft.

Uitleg in duidelijke taal

1. Hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Dit lid bepaalt dat de persoon die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt, gestraft wordt met een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of een geldboete van de vijfde categorie.

2. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Indien de wederrechtelijke vrijheidsberoving (het feit) zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of een geldboete van de vijfde categorie.

3. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Indien de wederrechtelijke vrijheidsberoving (het feit) de dood ten gevolge heeft, wordt de dader (hij) gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of een geldboete van de vijfde categorie.

4. De in dit artikel bepaalde straffen zijn ook van toepassing op hem die opzettelijk tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving een plaats verschaft.

De straffen die in dit artikel bepaald zijn, zijn ook van toepassing op de persoon die opzettelijk een locatie ter beschikking stelt (een plaats verschaft) tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad33x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BO6691

ECLI:NL:HR:2011:BO66915 april 2011Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad30x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1198 - Voorbereidingsmiddelen: bestemd voor de voorbereiding of voor het misdrijf zelf?

ECLI:NL:HR:2020:11987 juli 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Voor strafbare voorbereiding (art. 46 Sr) moeten voorwerpen bestemd zijn voor het begaan van het misdrijf zelf, niet enkel voor de voorbereidingsfase. Het verschaffen van informatie aan een beoogd uitvoerder valt onder voorbereiding, maar die informatie is niet per se bestemd voor het uiteindelijke misdrijf.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:1303

ECLI:NL:HR:2023:130326 september 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1695

ECLI:NL:HR:2015:169523 juni 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1092 - Schending artikel 3 EVRM: Strafvermindering ook zonder schending eerlijk proces

ECLI:NL:HR:2020:109223 juni 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een ernstige schending van artikel 3 EVRM (onmenselijke behandeling) door opsporingsambtenaren kan leiden tot strafvermindering op grond van artikel 359a Sv, ook als het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) niet is geschonden en de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad.

StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2024:439 - Voeging door overleden benadeelde partij in hoger beroep onmogelijk

ECLI:NL:HR:2024:43926 maart 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De wens van een overleden benadeelde partij om zich in hoger beroep te voegen, pas na diens overlijden kenbaar gemaakt door een erfgenaam, is onvoldoende voor een rechtsgeldige voeging. Erfgenamen kunnen zich slechts onder strikte wettelijke voorwaarden voegen, die hier niet van toepassing waren.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1992:AC3716

ECLI:NL:HR:1992:AC371614 september 1992Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:377 - Gijzeling: dwang op mede-gegijzelde is wederrechtelijke vrijheidsberoving

ECLI:NL:HR:2016:3778 maart 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Voor gijzeling (art. 282a Sr) moet dwang worden uitgeoefend op 'een ander' dan de gegijzelde. Wordt de gegijzelde zelf gedwongen, dan is sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving (art. 282 Sr), zelfs als die 'ander' ook van zijn vrijheid is beroofd.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2015:3256

ECLI:NL:HR:2015:325610 november 2015Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BX5468

ECLI:NL:HR:2012:BX546820 november 2012Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak