Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Misdrijven
Titel XVIII. Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid
Artikel 280

Artikel 280 (Verbergen, aan nasporing onttrekken minderjarige)

Laatste versie

1. Hij die opzettelijk een minderjarige die onttrokken is of zich onttrokken heeft aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, verbergt of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

2. Het voorgaande is niet van toepassing op

a. hem die de raad voor de kinderbescherming onverwijld de verblijfplaats van de minderjarige meedeelt; of b. de jeugdhulpaanbieder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, in zoverre hij handelt overeenkomstig de Jeugdwet c. hem die handelt in het kader van zorgvuldige hulpverlening aan de minderjarige.

3. Van zorgvuldige hulpverlening vormen de onverwijlde melding dat hulp wordt verleend alsmede de onverwijlde bekendmaking van de identiteit van de hulpverlener en zijn plaats van verblijf of vestiging aan degene die het gezag over de minderjarige uitoefent, bestanddelen.

4. Met ambtenaren van justitie en politie worden gelijkgesteld personen in de openbare dienst van een vreemde staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze hun bediening uitoefenen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Hij die opzettelijk een minderjarige die onttrokken is of zich onttrokken heeft aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, verbergt of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Dit betekent letterlijk: Een persoon die opzettelijk een minderjarige – die onttrokken is of zich onttrokken heeft aan het wettig over hem gesteld gezag (de wettelijke autoriteit) of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent (de toezichthoudende bevoegde persoon) – verbergt of aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt, wordt gestraft. De straf is een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie. Indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, bedraagt de straf een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vierde categorie.

2. Het voorgaande is niet van toepassing op

Dit betekent letterlijk dat de bepalingen uit het eerste lid (de strafbaarstelling) niet gelden voor de volgende personen of situaties:

a. hem die de raad voor de kinderbescherming onverwijld de verblijfplaats van de minderjarige meedeelt; of

Dit betekent letterlijk: de persoon die onverwijld (direct) de raad voor de kinderbescherming informeert over de verblijfplaats van de minderjarige; of

b. de jeugdhulpaanbieder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, in zoverre hij handelt overeenkomstig de Jeugdwet

Dit betekent letterlijk: de jeugdhulpaanbieder, zoals omschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet, voor zover deze handelt in overeenstemming met de Jeugdwet.

c. hem die handelt in het kader van zorgvuldige hulpverlening aan de minderjarige.

Dit betekent letterlijk: de persoon die handelt binnen het raamwerk van zorgvuldige hulpverlening aan de minderjarige.

3. Van zorgvuldige hulpverlening vormen de onverwijlde melding dat hulp wordt verleend alsmede de onverwijlde bekendmaking van de identiteit van de hulpverlener en zijn plaats van verblijf of vestiging aan degene die het gezag over de minderjarige uitoefent, bestanddelen.

Dit betekent letterlijk: Onderdelen (bestanddelen) van zorgvuldige hulpverlening zijn:

  • de onverwijlde melding dat hulp wordt verleend, en
  • de onverwijlde bekendmaking van de identiteit van de hulpverlener en zijn plaats van verblijf of vestiging aan degene die het gezag over de minderjarige uitoefent.

4. Met ambtenaren van justitie en politie worden gelijkgesteld personen in de openbare dienst van een vreemde staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze hun bediening uitoefenen.

Dit betekent letterlijk: Personen in de openbare dienst van een vreemde staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze hun bediening uitoefenen, worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met ambtenaren van justitie en politie.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1998:ZC2714

ECLI:NL:HR:1998:ZC271425 september 1998Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AT3999

ECLI:NL:HR:2005:AT39996 september 2005Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1942:164

ECLI:NL:HR:1942:1649 februari 1942Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:377

ECLI:NL:HR:2017:37728 februari 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2023:1775 - Wetenschap van vermissing voldoende voor 'verbergen', niet voor 'onttrekken aan nasporing'

ECLI:NL:HR:2023:177519 december 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Het bieden van onderdak aan weggelopen minderjarigen is 'verbergen' (art. 280 Sr) zodra men weet dat ze gezocht worden. Dit geldt echter niet automatisch als 'onttrekken aan de nasporing'; daarvoor is het enkele niet-melden bij de autoriteiten onvoldoende.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2009:BG8951

ECLI:NL:HR:2009:BG895121 april 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtInternationaal Privaatrecht, Personen En Familierecht
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1974:AB4540

ECLI:NL:HR:1974:AB454012 maart 1974Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak