Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Misdrijven
Titel XVI. Belediging
Artikel 261

Artikel 261 (Smaad en smaadschrift)

Laatste versie

1. Hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

2. Indien dit geschiedt door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore wordt gebracht, wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

3. Noch smaad, noch smaadschrift bestaat voor zover de dader heeft gehandeld tot noodzakelijke verdediging, of te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het te last gelegde waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eiste.

Uitleg in duidelijke taal

1. Hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Dit betekent letterlijk: De persoon die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door middel van de telastlegging van een bepaald feit, en dit doet met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven (het bekend te maken bij anderen), wordt, indien schuldig aan smaad, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie.

2. Indien dit geschiedt door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore wordt gebracht, wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

Dit betekent letterlijk: Indien de in lid 1 omschreven handeling (het opzettelijk aanranden van iemands eer of goede naam) geschiedt door middel van geschriften of afbeeldingen die zijn verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore wordt gebracht, dan wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.

3. Noch smaad, noch smaadschrift bestaat voor zover de dader heeft gehandeld tot noodzakelijke verdediging, of te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het te last gelegde waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eiste.

Dit betekent letterlijk: Er is geen sprake van smaad of smaadschrift (en dus geen strafbaarheid) voor zover de dader heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging. Dit geldt ook indien de dader te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het te last gelegde (de beschuldiging) waar was én dat het algemeen belang de telastlegging eiste.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad34x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BI1171

ECLI:NL:HR:2009:BI117129 september 2009Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP0287

ECLI:NL:HR:2011:BP028714 juni 2011Dit wetsartikel wordt 19 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad28x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB3143

ECLI:NL:HR:2001:AB314330 oktober 2001Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad22x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:1556

ECLI:NL:HR:2013:15563 december 2013Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:967 - Smaad: Wanneer is er sprake van 'ruchtbaarheid geven' bij brieven aan ambtenaren?

ECLI:NL:HR:2017:96730 mei 2017Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak

Het versturen van een smadelijke brief aan een hoge functionaris, die geacht wordt discreet te handelen, is onvoldoende om het 'kennelijk doel om ruchtbaarheid te geven' te bewijzen. Het hof moet nader motiveren waarom dit doel toch aanwezig was.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1198 - Smaad: Vage beschuldigingen en Nazi-vergelijkingen zijn geen 'bepaald feit'

ECLI:NL:HR:2016:119814 juni 2016Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak

Voor een veroordeling wegens smaad (art. 261 Sr) is vereist dat een 'bepaald feit' wordt tenlastegelegd. Algemene, beledigende beschuldigingen en vergelijkingen met Nazi-praktijken zijn onvoldoende concreet en kwalificeren niet als een dergelijk feit, waardoor een bewezenverklaring voor smaad niet mogelijk is.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1035 - Smaadschrift ('snitch') en immateriële schade: Hoge Raad scherpt motiveringseisen aan

ECLI:NL:HR:2020:103516 juni 2020Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat het noemen van iemand een 'snitch' niet zonder nadere motivering smaadschrift oplevert. Ook is de toewijzing van immateriële schade onvoldoende gemotiveerd als de rechter niet vaststelt dat sprake is van een 'aantasting in de persoon'.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht, Jeugdstrafrecht
Civiel RechtLetselschaderecht
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BC9186

ECLI:NL:HR:2008:BC91868 juli 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BQ2009

ECLI:NL:HR:2011:BQ20095 juli 2011Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2291

ECLI:NL:HR:2016:229111 oktober 2016Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak