Artikel 254a (Ontzetting rechten beroep seksuele misdrijven)
1. Bij veroordeling wegens een van de in de artikelen 240 tot en met 253 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, vermelde rechten worden uitgesproken.
2. Indien degene die zich schuldig maakt aan één van de misdrijven omschreven in de artikelen 240 tot en met 253 het misdrijf in de uitoefening van een beroep begaat, kan diegene van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Uitleg in duidelijke taal
1. Bij veroordeling wegens een van de in de artikelen 240 tot en met 253 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, vermelde rechten worden uitgesproken.
Dit betekent dat als een persoon veroordeeld wordt wegens een van de in de artikelen 240 tot en met 253 omschreven misdrijven, de rechter de ontzetting kan uitspreken van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, vermelde rechten.
2. Indien degene die zich schuldig maakt aan één van de misdrijven omschreven in de artikelen 240 tot en met 253 het misdrijf in de uitoefening van een beroep begaat, kan diegene van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Dit betekent dat als de persoon die zich schuldig maakt aan één van de misdrijven omschreven in de artikelen 240 tot en met 253, dat misdrijf in de uitoefening van een beroep begaat, die persoon dan van de uitoefening van dat beroep kan worden ontzet.