Artikel 244 (Definitie afwezigheid wil seksuele misdrijven)
Voor de toepassing van de misdrijven omschreven in de artikelen 240 tot met 243 ontbreekt bij een persoon in ieder geval de wil tot seksuele handelingen indien diegene in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert of een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap heeft dat deze niet of onvolkomen in staat is een wil te bepalen of kenbaar te maken omtrent de seksuele handelingen of daartegen weerstand te bieden.
Uitleg in duidelijke taal
Voor de toepassing van de misdrijven omschreven in de artikelen 240 tot met 243 ontbreekt bij een persoon in ieder geval de wil tot seksuele handelingen indien diegene in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert of een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap heeft dat deze niet of onvolkomen in staat is een wil te bepalen of kenbaar te maken omtrent de seksuele handelingen of daartegen weerstand te bieden.
- in een staat van bewusteloosheid verkeert;
- in een staat van verminderd bewustzijn verkeert;
- in een staat van lichamelijke onmacht verkeert; of
- een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap heeft dat deze niet of onvolkomen in staat is een wil te bepalen of kenbaar te maken omtrent de seksuele handelingen of daartegen weerstand te bieden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2013:BY8434 - Interpretatieruimte verlengingsrechter bij onduidelijkheid maximering TBS - 11 februari 2013
De verlengingsrechter mag het oordeel van de opleggingsrechter over de maximering van TBS interpreteren, ook als dit niet expliciet is gemotiveerd. De rechter kan hiervoor alle relevante stukken raadplegen, zolang het oordeel dat sprake is van een geweldsmisdrijf voor de tbs-gestelde in redelijkheid voorzienbaar was.
ECLI:NL:HR:2020:1095 - Drie zakdoekjes als steunbewijs: de unus testis-regel in zedenzaken - 22 juni 2020
In een zedenzaak kan de verklaring van een getuige over een specifieke, kenmerkende handelwijze (modus operandi) van de verdachte dienen als voldoende steunbewijs voor de verklaring van het slachtoffer, waardoor voldaan is aan de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 Sv.
ECLI:NL:HR:1994:ZC9650 - Hoge Raad - 21 februari 1994
ECLI:NL:HR:2014:1233 - Strafbare Voorbereiding bij een Fictief Slachtoffer (Virtueel Lokkind) - 26 mei 2014
Voor strafbare voorbereiding (art. 46 Sr) is het niet vereist dat het beoogde misdrijf daadwerkelijk voltooid kan worden. De strafbaarheid hangt af van het opzet van de dader en of de handelingen naar hun aard strekten tot voorbereiding van het misdrijf, niet van de mogelijkheid tot voltooiing.
ECLI:NL:HR:2013:1431 - Tongzoen is geen seksueel binnendringen van het lichaam - 25 november 2013
De Hoge Raad verduidelijkt zijn eerdere 'Tongzoen II'-arrest. Een tongzoen kwalificeert niet als 'het seksueel binnendringen van het lichaam'. Daarom zijn de zwaardere zedendelicten zoals art. 245 Sr niet van toepassing. Een tongzoen kan wel als een andere (ontuchtige) handeling strafbaar zijn.
ECLI:NL:HR:2020:918 - Wettelijke rente bij immateriële schade door stelselmatig misbruik: ingangsdatum - 25 mei 2020
Bij stelselmatige, langdurige delicten die immateriële schade veroorzaken, mag een rechter de einddatum van de bewezenverklaarde periode aanmerken als het moment waarop de schade is ingetreden. Het is niet onjuist of onbegrijpelijk om de wettelijke rente vanaf die einddatum te laten ingaan.
ECLI:NL:HR:2010:BK3361 - Geobjectiveerde leeftijdsgrens en rechtsdwaling bij zedendelict door jeugdige - 8 februari 2010
De geobjectiveerde leeftijdsgrens in artikel 244 Sr (ontucht met kind jonger dan 12) dient ter bescherming van de lichamelijke integriteit. Een beroep op feitelijke dwaling (onwetendheid over de exacte leeftijd) of rechtsdwaling (onbekendheid met de strafbaarstelling) door een jeugdige verdachte slaagt niet zonder bijzondere omstandigheden.