Artikel 197 (Strafbaar verblijf ongewenste vreemdeling of inreisverbod)
Een vreemdeling die in Nederland verblijft, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Uitleg in duidelijke taal
Een vreemdeling die in Nederland verblijft, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
- hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard, óf
- tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2013:BY3151 - Strafbaarstelling illegaal verblijf: gevangenisstraf en de Europese Terugkeerrichtlijn - 20 mei 2013
De Hoge Raad oordeelt dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan een ongewenst verklaarde vreemdeling wegens illegaal verblijf (art. 197 Sr) ontoereikend gemotiveerd is als niet blijkt dat de stappen van de Europese Terugkeerrichtlijn zijn doorlopen door de staat.
ECLI:NL:HR:2016:515 - Ongewenstverklaring en Terugkeerrichtlijn: Hoge Raad stelt prejudiciële vragen - 28 maart 2016
De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie of een ongewenstverklaring van vóór de Terugkeerrichtlijn vervalt na vijf jaar en vanaf wanneer die termijn loopt: vanaf de uitvaardiging of pas na daadwerkelijk vertrek uit Nederland. De zaak wordt aangehouden.
ECLI:NL:HR:2018:2192 - Inreisverbod: strafbaar verblijf in EU vóór daadwerkelijk vertrek? - 26 november 2018
De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie van de EU of het illegaal verblijf van een vreemdeling strafbaar is op basis van een inreisverbod, terwijl deze persoon de EU nog niet heeft verlaten, gelet op het Ouhrami-arrest.
ECLI:NL:HR:2020:1893 - Strafbaar illegaal verblijf na inreisverbod: uitleg artikel 197 Sr - 30 november 2020
Artikel 197 Sr stelt illegaal verblijf strafbaar als de vreemdeling weet dat een inreisverbod is uitgevaardigd; het schenden van het verbod door her-inreizen is geen vereiste. De Hoge Raad vernietigt de veroordeling omdat de 'wetenschap' niet in de bewezenverklaring was opgenomen.
ECLI:NL:HR:2010:BL2854 - Strafrechter toetst ongewenstverklaring EU-burger aan Europees recht - 12 juli 2010
De strafrechter moet bij een vervolging voor illegaal verblijf (art. 197 Sr) zelfstandig toetsen of de ongewenstverklaring van een EU-burger in strijd is met rechtstreeks werkend Europees gemeenschapsrecht. Het beginsel van formele rechtskracht van het bestuursbesluit staat hieraan niet in de weg.
ECLI:NL:HR:2017:2862 - Inreisverbod start pas bij daadwerkelijk vertrek uit EU-grondgebied - 13 november 2017
De Hoge Raad, volgend op een prejudiciële beslissing, oordeelt dat de termijn van een inreisverbod pas aanvangt wanneer de vreemdeling het EU-grondgebied daadwerkelijk verlaat. De strafbaarheid van illegaal verblijf vóór dit vertrek wordt hiermee bevestigd, mits de terugkeerprocedure is doorlopen.
ECLI:NL:HR:2013:BY6906 - Strafoplegging bij illegaal verblijf: de Terugkeerrichtlijn en artikel 197 Sr - 20 mei 2013
Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor illegaal verblijf (art. 197 Sr) is pas toegestaan nadat de procedurestappen uit de Terugkeerrichtlijn zijn doorlopen. De rechter moet zich hiervan vergewissen en dit motiveren. De uitzondering voor strafrechtelijk veroordeelden (art. 2 lid 2 sub b) geldt niet.
ECLI:NL:HR:2017:239 - Inreisverbod en Terugkeerrichtlijn: motiveringseisen voor de strafrechter bij toetsing - 13 februari 2017
De Hoge Raad oordeelt dat de strafrechter een inreisverbod marginaal toetst. Als de rechter oordeelt dat het verbod evident in strijd is met de Terugkeerrichtlijn, moet hij specifiek motiveren waarom er geen sprake is van een werkelijke, actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde.
ECLI:NL:HR:2016:616 - Taakverdeling strafrechter en bestuursrechter bij onherroepelijk inreisverbod - 11 april 2016
De Hoge Raad oordeelt dat de strafrechter in beginsel moet uitgaan van de juistheid van een inreisverbod dat door de bestuursrechter onherroepelijk in stand is gelaten. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan de strafrechter het verbod zelfstandig toetsen aan het Unierecht.