Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemene bepalingen
Titel II. Straffen
Artikel 18

Artikel 18 (Duur van hechtenis)

Laatste versie

1. De duur van de hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste een jaar.

2. Zij kan voor ten hoogste een jaar en vier maanden worden opgelegd in de gevallen waarin wegens strafverhoging ter zake van samenloop, herhaling van misdrijf of het bepaalde bij artikel 44, de tijd van een jaar wordt overschreden.

3. Zij kan in geen geval de tijd van een jaar en vier maanden te boven gaan.

Uitleg in duidelijke taal

1. De duur van de hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste een jaar.

Dit artikelonderdeel bepaalt dat de periode waarvoor hechtenis kan worden opgelegd, minimaal één dag en maximaal één jaar bedraagt.

2. Zij kan voor ten hoogste een jaar en vier maanden worden opgelegd in de gevallen waarin wegens strafverhoging ter zake van samenloop, herhaling van misdrijf of het bepaalde bij artikel 44, de tijd van een jaar wordt overschreden.

Dit lid specificeert dat hechtenis (aangeduid met "Zij") voor maximaal één jaar en vier maanden kan worden opgelegd. Dit is mogelijk in specifieke gevallen waarin, als gevolg van strafverhoging vanwege samenloop van strafbare feiten, herhaling van een misdrijf, of de bepalingen van artikel 44, de normale maximumduur van één jaar voor hechtenis wordt overschreden.

3. Zij kan in geen geval de tijd van een jaar en vier maanden te boven gaan.

Dit lid stelt nadrukkelijk dat de hechtenis (aangeduid met "Zij") onder geen enkele omstandigheid langer mag duren dan de periode van één jaar en vier maanden.