Wetboek van Strafrecht

1. Hij die een geschrift of afbeelding waarin wordt aangeboden inlichtingen, gelegenheid of middelen te verschaffen om enig strafbaar feit te plegen, verspreidt, openlijk tentoonstelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat in het geschrift of de afbeelding zodanig aanbod voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Dit betekent letterlijk: De persoon die een geschrift of afbeelding verspreidt, openlijk tentoonstelt of aanslaat, wordt gestraft. Dit geldt ook als die persoon een dergelijk geschrift of afbeelding in voorraad heeft met het doel het te verspreiden, openlijk tentoon te stellen of aan te slaan. De voorwaarde voor strafbaarheid is dat in het geschrift of de afbeelding wordt aangeboden om inlichtingen, gelegenheid of middelen te verschaffen om enig strafbaar feit te plegen. Bovendien moet de persoon weten, of ernstige reden hebben om te vermoeden, dat een zodanig aanbod in het geschrift of de afbeelding voorkomt. De straf is gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.

Dit betekent letterlijk: Dezelfde straf wordt opgelegd aan de persoon die de inhoud van een zodanig geschrift (zoals in lid 1 beschreven) openlijk ten gehore brengt, als deze persoon gelijke wetenschap heeft of een gelijke reden tot vermoeden heeft (dat het een dergelijk aanbod bevat).