Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. Het arbeidsdeskundig onderzoek
§ 2. Resterende verdiencapaciteit
Artikel 9. Vaststelling in aanmerking te nemen arbeid

Artikel 9. Vaststelling in aanmerking te nemen arbeid

Laatste versie

Bij bepaling van hetgeen betrokkene nog met arbeid kan verdienen worden de volgende regels in acht genomen: a. in aanmerking wordt genomen die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen, waaronder mede wordt begrepen arbeid waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Onder deze bekwaamheden worden ten minste verstaan mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. Deze arbeid wordt nader omschreven in de vorm van ten minste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies. Deze functies vertegenwoordigen ieder ten minste drie arbeidsplaatsen. De gegevens met betrekking tot de in aanmerking genomen functies, met alle daaraan verbonden specifieke aspecten inzake belasting, beloning en opleidingseisen mogen op het moment van de datum waarop de ter gelegenheid van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gegeven beschikking betrekking heeft, niet ouder zijn dan 24 maanden; b. bij het bepalen van de urenomvang van de onder a bedoelde functies mogen ook functies in aanmerking worden genomen met een omvang groter dan de urenomvang van de door de in artikel 6, artikel 1 van de Wet WIA of artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW bedoelde gezonde persoon uitgeoefende arbeid, tenzij betrokkene voor een geringer aantal uren belastbaar is, in welk geval de urenomvang van de onder a bedoelde functies niet meer bedraagt dan dat aantal uren; c. arbeid, die door betrokkene alleen kan worden verricht na toepassing van zodanige voorzieningen, dat het accepteren van die toepassing in redelijkheid niet van een werkgever kan worden verlangd, blijft bij de toepassing van onderdeel a buiten beschouwing; d. arbeid, die niet door betrokkene kan worden verricht omdat voor het verrichten van die arbeid een in de wet of collectieve arbeidsovereenkomst neergelegde functionele leeftijdsgrens geldt, die door betrokkene is overschreden of nog niet is bereikt, blijft bij de toepassing van onderdeel a buiten beschouwing; e. indien betrokkene zodanige kenmerken heeft, dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd hem in bepaalde arbeid te werk te stellen, blijft die arbeid bij de toepassing van onderdeel a buiten beschouwing; f. bij de toepassing van onderdeel a blijft arbeid die meer dan incidenteel tussen 0.00 uur en 6.00 uur wordt verricht buiten beschouwing, tenzij de gezonde persoon, bedoeld in artikel 6, artikel 1 van de Wet WIA of artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW, in dergelijke arbeid werkzaam is; g. Indien betrokkene de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt wordt onderdeel a toegepast alsof hij die leeftijd heeft bereikt; h. in afwijking van onderdeel a wordt uitgegaan van de arbeid die feitelijk wordt verricht, mits dit leidt tot een lagere mate van arbeidsongeschiktheid dan de met toepassing van onderdeel a en artikel 10 vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid; i. voor de toepassing van onderdeel h wordt onder arbeid die feitelijk wordt verricht mede verstaan arbeid die na het intreden van de arbeidsongeschiktheid feitelijk is verricht en waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2022. Zie het overzicht van wijzigingen]

Gerelateerde rechtspraak

Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:1186 - Centrale Raad van Beroep - 12 juni 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:118612 juni 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:967 - Centrale Raad van Beroep - 7 mei 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:9677 mei 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:4114 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 10 juni 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:411410 juni 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:960 - Centrale Raad van Beroep - 14 mei 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:96014 mei 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2025:698 - Centrale Raad van Beroep - 6 mei 2025

ECLI:NL:CRVB:2025:6986 mei 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:1977 - Centrale Raad van Beroep - 22 oktober 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:197722 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:2001 - Centrale Raad van Beroep - 22 oktober 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:200122 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:1925 - Centrale Raad van Beroep - 8 oktober 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:19258 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:1615 - Centrale Raad van Beroep - 13 augustus 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:161513 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:2339 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 april 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:233911 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak