Artikel 4
1. In afwijking van artikel 3 wordt Nederlander het kind van een persoon van wie het ouderschap gerechtelijk wordt vastgesteld, indien het kind op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was en de ouder op de in de volgende zin bedoelde dag Nederlander is, of, indien deze is overleden, op de dag van overlijden Nederlander was. Betreft het een Nederlandse uitspraak dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap op de eerste dag na een periode van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in eerste aanleg of, indien binnen deze periode hoger beroep is ingesteld, van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in hoger beroep, dan wel, indien binnen deze laatste periode beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie. Betreft het een buitenlandse rechterlijke uitspraak dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap op de dag waarop deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen.
2. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte en voor de leeftijd van zeven jaar door een Nederlander wordt erkend.
3. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die zonder erkenning door wettiging het kind wordt van een Nederlander.
4. Door erkenning wordt ook Nederlander de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte wordt erkend door een Nederlander, die zijn biologische ouderschap bij of binnen de termijn van één jaar na de erkenning aantoont.
5. Kinderen van de minderjarige vreemdeling die op grond van het eerste, derde of vierde lid het Nederlanderschap verkrijgt, delen in die verkrijging.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het in het vierde lid bedoelde bewijs.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:2036 - Buitenlandse erkenning en verkrijging Nederlanderschap: bezit van staat, bekrachtiging en wettiging - 19 december 2019
Een naar destijds geldend recht nietige buitenlandse erkenning leidt niet tot verkrijging van het Nederlanderschap. Dit verandert niet door een mogelijke strijd met art. 8 EVRM. Wel kunnen bezit van staat, bekrachtiging of een latere wettiging alsnog tot het Nederlanderschap leiden.
ECLI:NL:HR:2017:570 - Erkenning kind en DNA-bewijs: geen discriminatie bij verkrijging Nederlanderschap - 30 maart 2017
De eis in de Rijkswet op het Nederlanderschap dat voor een erkend kind boven de zeven jaar DNA-bewijs van biologisch vaderschap binnen één jaar moet worden geleverd, is geen discriminatie. Dit onderscheid is objectief gerechtvaardigd om schijnerkenningen tegen te gaan.
ECLI:NL:HR:2017:942 - Erkenning kind uit bigaam huwelijk en gevolgen voor Nederlanderschap - 18 mei 2017
Een familierechtelijke betrekking voortvloeiend uit een ten tijde van de geboorte bigaam huwelijk wordt niet erkend voor de verkrijging van het Nederlanderschap. Dat het huwelijk later monogaam wordt, verandert hier niets aan, omdat het moment van geboorte beslissend is.
ECLI:NL:HR:2018:59 - Erkenningsverbod gehuwde man en recht op privéleven: geen automatisme voor Nederlanderschap - 18 januari 2018
Een absoluut wettelijk verbod voor een gehuwde man om zijn kind te erkennen is een ontoelaatbare inbreuk op het recht op privéleven (art. 8 EVRM). Dit leidt er echter niet toe dat een oude, buitenlandse erkenning alsnog met terugwerkende kracht het Nederlanderschap verleent.
ECLI:NL:HR:2025:1024 - Verkrijging Nederlanderschap: DNA-bewijs moet voldoen aan Besluit DNA-onderzoek vaderschap - 26 juni 2025
Voor de verkrijging van het Nederlanderschap door erkenning moet het bewijs van biologisch vaderschap, geleverd door DNA-onderzoek, voldoen aan de specifieke eisen uit het Besluit DNA-onderzoek vaderschap. De rechter dient ambtshalve te toetsen of het DNA-rapport afkomstig is van een geaccrediteerd laboratorium.
ECLI:NL:HR:2018:2377 - Erkenning buitenlands kind door gehuwde man: nationaliteit beoordeeld ex tunc - 20 december 2018
De erkenning van een buitenlandse rechtshandeling wordt getoetst aan de actuele openbare orde (ex nunc), maar de verkrijging van het Nederlanderschap als gevolg daarvan wordt beoordeeld naar het recht dat gold op het moment van die rechtshandeling (ex tunc) vanwege de rechtszekerheid.
ECLI:NL:HR:2012:BU9884 - Bezit van staat en Nederlanderschap via gebrekkige buitenlandse geboorteakte - 8 maart 2012
Bezit van staat (art. 1:209 BW) kan de afstamming via erkenning beschermen, zelfs bij een gebrekkige buitenlandse geboorteakte. De omstandigheid dat de akte in het buitenland is opgemaakt en niet in de Nederlandse rechtsorde erkend kan worden, staat hieraan niet in de weg.
ECLI:NL:HR:2007:AZ1624 - Hoge Raad - 25 januari 2007
ECLI:NL:HR:2016:293 - Erkenning buitenlandse familierechtelijke betrekking voor verkrijging Nederlanderschap bij geboorte - 18 februari 2016
Een in het buitenland bij geboorte van rechtswege ontstane familierechtelijke betrekking kan voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit worden erkend, ook zonder formele akte. Voldoende is dat het bestaan van de betrekking met zekerheid vaststaat en niet strijdig is met de openbare orde.