Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 2. Verkrijging van het Nederlanderschap van rechtswege
Artikel 4

Artikel 4

Laatste versie

1. In afwijking van artikel 3 wordt Nederlander het kind van een persoon van wie het ouderschap gerechtelijk wordt vastgesteld, indien het kind op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was en de ouder op de in de volgende zin bedoelde dag Nederlander is, of, indien deze is overleden, op de dag van overlijden Nederlander was. Betreft het een Nederlandse uitspraak dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap op de eerste dag na een periode van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in eerste aanleg of, indien binnen deze periode hoger beroep is ingesteld, van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in hoger beroep, dan wel, indien binnen deze laatste periode beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie. Betreft het een buitenlandse rechterlijke uitspraak dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap op de dag waarop deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen.

2. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte en voor de leeftijd van zeven jaar door een Nederlander wordt erkend.

3. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die zonder erkenning door wettiging het kind wordt van een Nederlander.

4. Door erkenning wordt ook Nederlander de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte wordt erkend door een Nederlander, die zijn biologische ouderschap bij of binnen de termijn van één jaar na de erkenning aantoont.

5. Kinderen van de minderjarige vreemdeling die op grond van het eerste, derde of vierde lid het Nederlanderschap verkrijgt, delen in die verkrijging.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het in het vierde lid bedoelde bewijs.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad45x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:942 - Erkenning kind uit bigaam huwelijk en gevolgen voor Nederlanderschap

ECLI:NL:HR:2017:94219 mei 2017Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Een familierechtelijke betrekking voortvloeiend uit een ten tijde van de geboorte bigaam huwelijk wordt niet erkend voor de verkrijging van het Nederlanderschap. Dat het huwelijk later monogaam wordt, verandert hier niets aan, omdat het moment van geboorte beslissend is.

Civiel RechtInternationaal Privaatrecht, Personen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Hoge Raad29x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:2036 - Buitenlandse erkenning en verkrijging Nederlanderschap: bezit van staat, bekrachtiging en wettiging

ECLI:NL:HR:2019:203620 december 2019Dit wetsartikel wordt 17 keer genoemd in deze uitspraak

Een naar destijds geldend recht nietige buitenlandse erkenning leidt niet tot verkrijging van het Nederlanderschap. Dit verandert niet door een mogelijke strijd met art. 8 EVRM. Wel kunnen bezit van staat, bekrachtiging of een latere wettiging alsnog tot het Nederlanderschap leiden.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Internationaal Privaatrecht
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Hoge Raad25x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:59 - Erkenningsverbod gehuwde man en recht op privéleven: geen automatisme voor Nederlanderschap

ECLI:NL:HR:2018:5919 januari 2018Dit wetsartikel wordt 10 keer genoemd in deze uitspraak

Een absoluut wettelijk verbod voor een gehuwde man om zijn kind te erkennen is een ontoelaatbare inbreuk op het recht op privéleven (art. 8 EVRM). Dit leidt er echter niet toe dat een oude, buitenlandse erkenning alsnog met terugwerkende kracht het Nederlanderschap verleent.

Civiel RechtInternationaal Privaatrecht, Personen En Familierecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:570 - Erkenning kind en DNA-bewijs: geen discriminatie bij verkrijging Nederlanderschap

ECLI:NL:HR:2017:57031 maart 2017Dit wetsartikel wordt 14 keer genoemd in deze uitspraak

De eis in de Rijkswet op het Nederlanderschap dat voor een erkend kind boven de zeven jaar DNA-bewijs van biologisch vaderschap binnen één jaar moet worden geleverd, is geen discriminatie. Dit onderscheid is objectief gerechtvaardigd om schijnerkenningen tegen te gaan.

BestuursrechtVreemdelingenrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten, Europees Recht
Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:293 - Erkenning buitenlandse familierechtelijke betrekking voor verkrijging Nederlanderschap bij geboorte

ECLI:NL:HR:2016:29319 februari 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een in het buitenland bij geboorte van rechtswege ontstane familierechtelijke betrekking kan voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit worden erkend, ook zonder formele akte. Voldoende is dat het bestaan van de betrekking met zekerheid vaststaat en niet strijdig is met de openbare orde.

Civiel RechtInternationaal Privaatrecht, Personen En Familierecht
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Hoge Raad22x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BU9884

ECLI:NL:HR:2012:BU98849 maart 2012Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Civiel RechtPersonen En Familierecht, Internationaal Privaatrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2377 - Erkenning buitenlands kind door gehuwde man: nationaliteit beoordeeld ex tunc

ECLI:NL:HR:2018:237721 december 2018Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak

De erkenning van een buitenlandse rechtshandeling wordt getoetst aan de actuele openbare orde (ex nunc), maar de verkrijging van het Nederlanderschap als gevolg daarvan wordt beoordeeld naar het recht dat gold op het moment van die rechtshandeling (ex tunc) vanwege de rechtszekerheid.

Civiel RechtInternationaal Privaatrecht, Personen En Familierecht
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AZ1624

ECLI:NL:HR:2007:AZ162426 januari 2007Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AZ1634

ECLI:NL:HR:2007:AZ163426 januari 2007Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1858

ECLI:NL:HR:2020:185820 november 2020Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak