Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 2

Artikel 2

Laatste versie

1. Tenzij de wet anders bepaalt, hebben de verkrijging en het verlies van het Nederlanderschap geen terugwerkende kracht.

2. Behoudens in de bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen gevallen worden verklaringen en verzoeken in persoon afgelegd en ingediend.

3. Tenzij anders bepaald, worden verklaringen en verzoeken van minderjarigen door hun wettelijke vertegenwoordigers afgelegd en ingediend.

4. Het kind, mits het de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, en zijn wettelijke vertegenwoordiger worden op hun verzoek in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen omtrent de verkrijging of medeverkrijging, of verlening of medeverlening van het Nederlanderschap. Indien de vertegenwoordiging van het kind van rechtswege is opgedragen aan één der ouders kan de andere ouder eenzelfde verzoek doen. Indien het kind dat de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt bedenkingen heeft tegen de verkrijging of medeverkrijging, of tegen de verlening of medeverlening, of indien zowel het kind als zijn wettelijk vertegenwoordiger of de in dit lid bedoelde andere ouder bedenkingen hebben tegen de medeverkrijging of medeverlening, deelt het kind daarin niet.

5. De verklaring van verbondenheid wordt door minderjarigen van zestien jaar en ouder zelfstandig afgelegd. Tenzij anders bepaald kunnen zij daarin niet worden vertegenwoordigd.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad45x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:942 - Erkenning kind uit bigaam huwelijk en gevolgen voor Nederlanderschap

ECLI:NL:HR:2017:94219 mei 2017Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

Een familierechtelijke betrekking voortvloeiend uit een ten tijde van de geboorte bigaam huwelijk wordt niet erkend voor de verkrijging van het Nederlanderschap. Dat het huwelijk later monogaam wordt, verandert hier niets aan, omdat het moment van geboorte beslissend is.

Civiel RechtInternationaal Privaatrecht, Personen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Hoge Raad25x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:59 - Erkenningsverbod gehuwde man en recht op privéleven: geen automatisme voor Nederlanderschap

ECLI:NL:HR:2018:5919 januari 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een absoluut wettelijk verbod voor een gehuwde man om zijn kind te erkennen is een ontoelaatbare inbreuk op het recht op privéleven (art. 8 EVRM). Dit leidt er echter niet toe dat een oude, buitenlandse erkenning alsnog met terugwerkende kracht het Nederlanderschap verleent.

Civiel RechtInternationaal Privaatrecht, Personen En Familierecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2377 - Erkenning buitenlands kind door gehuwde man: nationaliteit beoordeeld ex tunc

ECLI:NL:HR:2018:237721 december 2018Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

De erkenning van een buitenlandse rechtshandeling wordt getoetst aan de actuele openbare orde (ex nunc), maar de verkrijging van het Nederlanderschap als gevolg daarvan wordt beoordeeld naar het recht dat gold op het moment van die rechtshandeling (ex tunc) vanwege de rechtszekerheid.

Civiel RechtInternationaal Privaatrecht, Personen En Familierecht
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AV0054

ECLI:NL:HR:2006:AV005430 juni 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2023:27

ECLI:NL:HR:2023:2713 januari 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak