Artikel 49
1. Bestuurders moeten blinden, voorzien van een witte stok met één of meer rode ringen, en overigens alle personen die zich moeilijk voortbewegen, voor laten gaan.
2. Bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan zulks te doen, voor laten gaan.
3. Het tweede lid geldt niet voor bestuurders van een motorvoertuig dat behoort tot een militaire colonne of een uitvaartstoet van motorvoertuigen.
4. Het tweede lid geldt evenmin, indien voor de voetgangers en de bestuurders van een gehandicaptenvoertuig een rood voetgangerslicht of een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van toepassing is.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2013:1964
ECLI:NL:HR:2018:241 - Medeplegen Dood door Schuld: Vlucht na Voorbereiding Overval Valt Onder Gezamenlijk Plan
Samenwerking voor een overval impliceert ook de vlucht. Het gevaarlijke rijgedrag tijdens die vlucht, resulterend in een dodelijk ongeval, kan als medeplegen worden toegerekend aan beide verdachten, ook als niet vaststaat wie bestuurde, omdat de vlucht een waarschijnlijk gevolg was van hun plan.
ECLI:NL:HR:2020:223 - Verlaten plaats ongeval: auto achterlaten is onvoldoende voor identificatieplicht
Het enkel achterlaten van het betrokken voertuig nabij de plaats van een ongeval, zelfs als dit op naam van de bestuurder staat, is onvoldoende om te voldoen aan de identificatieplicht van artikel 7 lid 2 WVW 1994. De bestuurder moet actief gelegenheid bieden tot vaststelling van zijn identiteit.