Artikel 29
1. Bestuurders van motorvoertuigen in gebruik bij politie en brandweer, motorvoertuigen in gebruik bij diensten voor spoedeisende medische hulpverlening, en motorvoertuigen van andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten voeren blauw zwaai-, flits- of knipperlicht en een tweetonige hoorn om kenbaar te maken dat zij een dringende taak vervullen.
2. De in het eerste lid genoemde bestuurders mogen aanvullend op de in dat lid bedoelde verlichting overdag knipperende koplampen voeren.
3. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld betreffende het blauwe zwaai-, flits- of knipperlicht, de tweetonige hoorn en de knipperende koplampen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:660 - AOT-agent en dodelijk ongeval: bevoegdheid versus schuld ex artikel 6 WVW - 22 april 2019
De bevoegdheid van een AOT-lid om af te wijken van verkeersregels ontslaat hem niet van strafrechtelijke verantwoordelijkheid. Disproportioneel rijgedrag, zoals met zeer hoge snelheid een kruising naderen, kan 'schuld' in de zin van artikel 6 WVW opleveren, ondanks een dringende taak en een ambtelijke opdracht.
ECLI:NL:GHARL:2023:10836 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 20 december 2023
ECLI:NL:HR:2013:BY9721 - Vrijstelling politie in het verkeer: grenzen aan de zorgplicht - 15 april 2013
Een politiemotorrijder die gebruikmaakt van een vrijstelling van verkeersregels (RVV 1990) moet de verkeersveiligheid zoveel mogelijk waarborgen. Het schenden van deze zorgplicht leidt niet automatisch tot schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, maar kan wel gevaarzetting (artikel 5 WVW 1994) opleveren.