Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Van rechtspleging van onderscheiden aard
Zesde Titel. Rechtspleging in zaken betreffende het personen- en familierecht
Tweede afdeling. Rechtspleging in scheidingszaken
§ 3. Nevenvoorzieningen
Artikel 827

Artikel 827 (Nevenvoorzieningen bij scheiding)

Laatste versie

1. Ingeval de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, kan de rechter als nevenvoorziening de navolgende voorzieningen treffen:

a. toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot; b. voorzieningen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap of bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen verrekening van inkomsten of van vermogen; c. voorzieningen betreffende het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen van de echtgenoten;

alsmede, ingeval de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken:

d. toepassing van artikel 165, eerste lid, of van artikel 175, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; e. een bevel tot medewerking aan het teniet doen gaan van een naast het huwelijk bestaande religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis op grond van artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in samenhang met artikel 68, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of een andere daartoe strekkende voorziening; f. toepassing van artikel 266 lid 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; g. een andere voorziening dan bedoeld in de onderdelen a tot en met f, mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.

2. Ten aanzien van nevenvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn de artikelen 808, 809, eerste lid, 810, 810a, 811 en 812 van toepassing, en komt, in afwijking van het bepaalde in artikel 358, het recht van hoger beroep slechts toe aan de ouders, voorzover dezen tot het gezag bevoegd zijn, alsmede aan de raad voor de kinderbescherming.

3. Indien aan de rechter blijkt dat een verzoek tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot als voorwaarde is verbonden aan verlening van bijstand, stelt de rechter de gemeente die de voorwaarde heeft gesteld, in de gelegenheid schriftelijk of ter zitting haar mening omtrent de vordering kenbaar te maken.

Uitleg in duidelijke taal

1. Ingeval de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, kan de rechter als nevenvoorziening de navolgende voorzieningen treffen:

Dit betekent dat wanneer de rechter een echtscheiding, een scheiding van tafel en bed, of de ontbinding van het huwelijk na een scheiding van tafel en bed uitspreekt, de rechter tegelijkertijd als aanvullende beslissing (nevenvoorziening) de hieronder genoemde maatregelen (voorzieningen) kan nemen.

a. toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot;

Dit betreft de vaststelling van een financiële bijdrage (uitkering tot levensonderhoud) die de ene echtgenoot moet betalen aan de andere echtgenoot.

b. voorzieningen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap of bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen verrekening van inkomsten of van vermogen;

Dit omvat maatregelen die gaan over de verdeling van gezamenlijke bezittingen en schulden (de gemeenschap) of over de afrekening (verrekening) van inkomsten of vermogen zoals afgesproken in de huwelijkse voorwaarden.

c. voorzieningen betreffende het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen van de echtgenoten;

Dit betreft regelingen voor de minderjarige kinderen van de echtgenoten, zoals wie het ouderlijk gezag krijgt, hoe de zorg- en opvoedingstaken worden verdeeld, waar de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben, hoe de omgangsregeling eruitziet, afspraken over informatie-uitwisseling en overleg (raadpleging) over de kinderen, en een bijdrage in de kosten voor de verzorging en opvoeding van de kinderen.

alsmede, ingeval de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken:

Dit betekent: en ook, specifiek in het geval dat de rechter een echtscheiding of een scheiding van tafel en bed uitspreekt, kunnen de volgende voorzieningen onder d tot en met g worden getroffen:

d. toepassing van artikel 165, eerste lid, of van artikel 175, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

Dit betreft de toepassing van artikel 165, eerste lid, of van artikel 175, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit houdt in dat de rechter kan beslissen dat de regels uit deze genoemde wetsartikelen van toepassing zijn.

e. een bevel tot medewerking aan het teniet doen gaan van een naast het huwelijk bestaande religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis op grond van artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in samenhang met artikel 68, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of een andere daartoe strekkende voorziening;

Dit betekent een bevel van de rechter om mee te werken aan het beëindigen (teniet doen gaan) van een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis die naast het burgerlijk huwelijk bestaat. Dit bevel wordt gegeven op grond van artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, in samenhang met artikel 68, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter kan ook een andere voorziening treffen die hetzelfde doel heeft (daartoe strekkende voorziening).

f. toepassing van artikel 266 lid 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

Dit betreft de toepassing van artikel 266, lid 5, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dit houdt in dat de rechter kan beslissen dat de regels uit dit genoemde wetsartikel van toepassing zijn.

g. een andere voorziening dan bedoeld in de onderdelen a tot en met f, mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.

Dit betreft een andere maatregel dan de voorzieningen genoemd in de onderdelen a tot en met f. Voorwaarde is dat deze andere voorziening voldoende verband houdt (samenhang vertoont) met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed, of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed. Ook mag niet verwacht worden dat het behandelen van deze andere voorziening zal leiden tot onnodige vertraging van de procedure (het geding).

2. Ten aanzien van nevenvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn de artikelen 808, 809, eerste lid, 810, 810a, 811 en 812 van toepassing, en komt, in afwijking van het bepaalde in artikel 358, het recht van hoger beroep slechts toe aan de ouders, voorzover dezen tot het gezag bevoegd zijn, alsmede aan de raad voor de kinderbescherming.

Dit betekent dat voor de nevenvoorzieningen die te maken hebben met de kinderen (zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel c), de wetsartikelen 808, 809 (eerste lid), 810, 810a, 811 en 812 van toepassing zijn. Verder geldt dat, anders dan wat in artikel 358 staat (afwijking van het bepaalde), alleen de ouders die bevoegd zijn tot het gezag en de raad voor de kinderbescherming het recht hebben om in hoger beroep te gaan tegen deze voorzieningen.

3. Indien aan de rechter blijkt dat een verzoek tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot als voorwaarde is verbonden aan verlening van bijstand, stelt de rechter de gemeente die de voorwaarde heeft gesteld, in de gelegenheid schriftelijk of ter zitting haar mening omtrent de vordering kenbaar te maken.

Dit betekent dat als de rechter merkt (blijkt) dat een verzoek om partneralimentatie (uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot) is ingediend omdat dit een voorwaarde is voor het ontvangen van bijstand (uitkering van de gemeente), de rechter de betreffende gemeente de kans moet geven (in de gelegenheid stelt) om haar mening over dit verzoek (de vordering) te geven. Dit kan schriftelijk of tijdens een zitting.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB0201

ECLI:NL:HR:2001:AB020123 februari 2001Dit wetsartikel wordt 12 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1313 - Bewijsaanbod, verboden prognose en nevenvoorziening in echtscheidingszaak

ECLI:NL:HR:2020:131317 juli 2020Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

Een rechter mag een gespecificeerd bewijsaanbod niet passeren door vooruit te lopen op de uitkomst (verboden prognose). Een nevenverzoek in een echtscheidingszaak dat tot onnodige vertraging leidt, moet niet-ontvankelijk worden verklaard en niet inhoudelijk worden afgewezen.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Personen En Familierecht
Hoge Raad24x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:31 - Bevoegdheid nevenvoorziening staat los van echtscheidingsbevoegdheid onder Brussel II-bis

ECLI:NL:HR:2018:3112 januari 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De bevoegdheid van de Nederlandse rechter voor een verzoek over ouderlijke verantwoordelijkheid (art. 8 Brussel II-bis) is autonoom. Deze bevoegdheid, gebaseerd op de gewone verblijfplaats van het kind, is niet afhankelijk van de bevoegdheid van de rechter om over het echtscheidingsverzoek te oordelen.

Civiel RechtInternationaal Privaatrecht, Personen En Familierecht, Europees Civiel Recht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1457

ECLI:NL:HR:2016:14578 juli 2016Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA5410

ECLI:NL:HR:2000:AA54107 april 2000Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BA4202

ECLI:NL:HR:2007:BA420214 december 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtPersonen En Familierecht, Huurrecht, Goederenrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA9042

ECLI:NL:HR:2000:AA904215 december 2000Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AT3348

ECLI:NL:HR:2005:AT33488 april 2005Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA6299

ECLI:NL:HR:2000:AA629923 juni 2000Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:3265

ECLI:NL:HR:2017:326522 december 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak