Artikel 811 (Belanghebbenden recht inzage afschrift minderjarigen)
1. In zaken betreffende minderjarigen worden als belanghebbenden bij het recht op inzage en afschrift, als bedoeld in artikel 290, van door de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie overgelegde bescheiden alsmede van door een deskundige op verzoek van de rechter overgelegde bescheiden aangemerkt:
a. de verzoekers, b. de ouders en voogden, c. degenen die de minderjarige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden en die uit dien hoofde een nauwe persoonlijke betrekking met het kind hebben, en d. de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij de rechter is gebleken dat hij niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
2. Inzage of afschrift kan evenwel worden geweigerd door de rechter aan wie de bescheiden zijn overgelegd, op een van de gronden, genoemd in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, en vijfde lid, van de Wet open overheid.
3. Tegen de beschikking staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.
Uitleg in duidelijke taal
1. In zaken betreffende minderjarigen worden als belanghebbenden bij het recht op inzage en afschrift, als bedoeld in artikel 290, van door de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie overgelegde bescheiden alsmede van door een deskundige op verzoek van de rechter overgelegde bescheiden aangemerkt:
Dit betekent dat in zaken die minderjarigen betreffen, de volgende personen of entiteiten worden beschouwd als belanghebbenden met betrekking tot het recht op inzage en het verkrijgen van een afschrift van documenten. Dit recht, zoals omschreven in artikel 290, geldt voor bescheiden die zijn ingediend (overgelegd) door de raad voor de kinderbescherming, het openbaar ministerie, of een deskundige die op verzoek van de rechter documenten heeft overgelegd.
a. de verzoekers,
Dit specificeert dat de personen die het oorspronkelijke verzoek in de zaak hebben ingediend (de verzoekers), als belanghebbenden worden aangemerkt.
b. de ouders en voogden,
Dit specificeert dat de ouders en de wettelijke voogden van de minderjarige als belanghebbenden worden aangemerkt.
c. degenen die de minderjarige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden en die uit dien hoofde een nauwe persoonlijke betrekking met het kind hebben, en
Dit specificeert dat de personen die de minderjarige daadwerkelijk verzorgen en opvoeden als onderdeel van hun gezin, en die om die reden (uit dien hoofde) een nauwe persoonlijke band (betrekking) met het kind hebben, als belanghebbenden worden aangemerkt.
d. de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij de rechter is gebleken dat hij niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
Dit specificeert dat de minderjarige zelf, indien hij twaalf jaar of ouder is, als belanghebbende wordt aangemerkt. Een uitzondering hierop is wanneer de rechter heeft vastgesteld (gebleken is) dat de minderjarige niet in staat is om zijn eigen belangen in de betreffende zaak (ter zake) op een redelijke manier te beoordelen (waardering).
2. Inzage of afschrift kan evenwel worden geweigerd door de rechter aan wie de bescheiden zijn overgelegd, op een van de gronden, genoemd in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, en vijfde lid, van de Wet open overheid.
Dit betekent dat de rechter aan wie de bescheiden zijn voorgelegd, het recht op inzage of het verkrijgen van een afschrift toch (evenwel) kan weigeren. Deze weigering moet gebaseerd zijn op een van de specifieke redenen (gronden) die zijn opgesomd in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, en het vijfde lid, van de Wet open overheid.
3. Tegen de beschikking staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.
Dit betekent dat tegen de beslissing (beschikking) van de rechter over de inzage of het afschrift geen reguliere beroepsmogelijkheden (andere voorziening) openstaan. De enige uitzondering is de mogelijkheid van cassatie in het belang der wet, een specifieke procedure bij de Hoge Raad die dient om de rechtseenheid of rechtsontwikkeling te bevorderen, en niet primair gericht is op het belang van de individuele partijen.