Artikel 680 (Eisen gedaagde bij vordering verdeling gemeenschap)
1. Indien een vordering tot verdeling, tot gelasten van de wijze van verdeling of tot vaststelling van een verdeling niet de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap betreft, kan ieder van de gedaagden overeenkomstig de hem in de artikelen 179 en 185 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek toegekende bevoegdheden eisen dat de verdeling van de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap wordt bevolen of door de rechter zelf wordt vastgesteld.
2. Indien de vordering strekt tot het verkrijgen van een bevel tot verdeling of tot de wijze van verdeling van de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap, kan ieder van de gedaagden vaststelling van de verdeling door de rechter zelf vorderen.
3. De in de vorige leden bedoelde eis moet worden gedaan voor alle weren die niet de bevoegdheid van de rechter of zekerheidstelling overeenkomstig artikel 224 betreffen.
4. Zijn een of meer partijen niet verschenen, dan doet degene die de eis heeft gedaan haar aan hem betekenen met inachtneming van de voor dagvaarding voorgeschreven termijnen en met oproeping tegen de dag waarop hij de zaak wederom ter rolle wil doen dienen. Deze dag zal niet later mogen worden gesteld dan drie maanden na de dag waartegen de op te roepen partij voor wie de langste termijn van dagvaarding geldt, op zijn vroegst gedagvaard zou mogen worden. De rechter kan, uiterlijk op de dag waartegen is opgeroepen, oproeping tegen een latere dag toestaan.
5. Zijn niet allen die aan de verdeling dienen mee te werken in het geding betrokken, dan kan ieder van de gedaagden hen met overeenkomstige toepassing van het vorige lid alsnog in het geding roepen, met betekening tevens van een afschrift van de aan hem zelf uitgebrachte dagvaarding.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien een vordering tot verdeling, tot gelasten van de wijze van verdeling of tot vaststelling van een verdeling niet de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap betreft, kan ieder van de gedaagden overeenkomstig de hem in de artikelen 179 en 185 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek toegekende bevoegdheden eisen dat de verdeling van de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap wordt bevolen of door de rechter zelf wordt vastgesteld.
Dit betekent letterlijk: Als een vordering die is ingesteld om te komen tot een verdeling, om de wijze van verdeling te laten bepalen (gelasten), of om een verdeling vast te stellen, niet de volledige gemeenschap omvat die voor verdeling in aanmerking komt (voor verdeling vatbare gemeenschap), dan kan elke gedaagde het volgende eisen. Deze eis is in overeenstemming met de bevoegdheden die aan de gedaagde zijn toegekend in de artikelen 179 en 185 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. De gedaagde kan eisen dat de rechter beveelt dat de verdeling van de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap plaatsvindt, of dat de rechter zelf de verdeling vaststelt.
2. Indien de vordering strekt tot het verkrijgen van een bevel tot verdeling of tot de wijze van verdeling van de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap, kan ieder van de gedaagden vaststelling van de verdeling door de rechter zelf vorderen.
Dit betekent letterlijk: Als de ingestelde vordering erop gericht is (strekt tot) een bevel van de rechter te verkrijgen tot verdeling van de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap, of tot het bepalen van de wijze van verdeling van die gehele gemeenschap, dan kan iedere gedaagde vorderen dat de rechter zelf de verdeling vaststelt.
3. De in de vorige leden bedoelde eis moet worden gedaan voor alle weren die niet de bevoegdheid van de rechter of zekerheidstelling overeenkomstig artikel 224 betreffen.
Dit betekent letterlijk: De eis die in de voorgaande leden (lid 1 en 2) wordt genoemd, moet worden ingediend vóór alle andere verweren (weren) worden aangevoerd, behalve verweren die betrekking hebben op de bevoegdheid van de rechter of op het stellen van zekerheid (zekerheidstelling) zoals bepaald in artikel 224.
4. Zijn een of meer partijen niet verschenen, dan doet degene die de eis heeft gedaan haar aan hem betekenen met inachtneming van de voor dagvaarding voorgeschreven termijnen en met oproeping tegen de dag waarop hij de zaak wederom ter rolle wil doen dienen. Deze dag zal niet later mogen worden gesteld dan drie maanden na de dag waartegen de op te roepen partij voor wie de langste termijn van dagvaarding geldt, op zijn vroegst gedagvaard zou mogen worden. De rechter kan, uiterlijk op de dag waartegen is opgeroepen, oproeping tegen een latere dag toestaan.
Dit betekent letterlijk: Als één of meer partijen niet zijn verschenen, dan laat de persoon die de eis heeft gedaan, deze eis aan de niet-verschenen partij(en) betekenen. Dit moet gebeuren met inachtneming van de termijnen die voor een dagvaarding zijn voorgeschreven, en met een oproeping voor de dag waarop hij de zaak opnieuw op de rol (ter rolle) wil laten behandelen. Deze dag mag niet later zijn dan drie maanden na de dag waarop de op te roepen partij, voor wie de langste dagvaardingstermijn van toepassing is, op zijn vroegst gedagvaard had kunnen worden. De rechter kan, uiterlijk op de dag waarvoor de oproeping geldt, toestaan dat de oproeping voor een latere dag plaatsvindt.
5. Zijn niet allen die aan de verdeling dienen mee te werken in het geding betrokken, dan kan ieder van de gedaagden hen met overeenkomstige toepassing van het vorige lid alsnog in het geding roepen, met betekening tevens van een afschrift van de aan hem zelf uitgebrachte dagvaarding.
Dit betekent letterlijk: Als niet alle personen die moeten meewerken aan de verdeling, bij de procedure (in het geding) betrokken zijn, dan kan iedere gedaagde deze personen alsnog in het geding roepen. Dit gebeurt op een wijze die overeenkomt met (met overeenkomstige toepassing van) de regeling in het vorige lid (lid 4). Daarbij moet tevens een afschrift van de dagvaarding die aan de gedaagde zelf is uitgebracht, aan hen worden betekend.