Artikel 676a (Uitsluitend cassatie belang der wet nalatenschapsbeschikkingen)
Geen andere voorziening dan cassatie in het belang der wet staat open tegen beschikkingen ingevolge: a. artikel 25, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; b. artikel 77 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; c. artikel 143 lid 1, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; d. artikel 147, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; e. artikel 149, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; f. artikel 150 lid 2, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; g. artikel 157, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; h. artikel 164, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; i. artikel 173, derde zin, van van Boek 4 het Burgerlijk Wetboek, waarbij een machtiging als in die bepaling bedoeld wordt verleend; j. artikel 185 lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek waarbij maatregelen als in die bepaling bedoeld worden voorgeschreven; k. artikel 185, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; l. artikel 191, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij maatregelen als in die bepaling bedoeld worden voorgeschreven; m. artikel 192, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; n. artikel 196, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; o. artikel 197, tweede lid, eerste zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; p. artikel 201, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; q. artikel 202, eerste lid, onder a, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; r. artikel 206, vijfde lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; s. artikel 211, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; t. artikel 215, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; u. artikel 218, eerste lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; v. artikel 221, tweede lid, eerste zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; w. artikel 223, eerste lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek; x. artikel 226, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij een machtiging als in die bepaling bedoeld wordt verleend.
Uitleg in duidelijke taal
Geen andere voorziening dan cassatie in het belang der wet staat open tegen beschikkingen ingevolge:
Dit betekent dat tegen de hieronder opgesomde beschikkingen, die zijn genomen op basis van de daarbij vermelde wetsartikelen, geen ander rechtsmiddel (voorziening) kan worden aangewend dan cassatie in het belang der wet.
a. artikel 25, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 25, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
b. artikel 77 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 77 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
c. artikel 143 lid 1, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 143, lid 1, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
d. artikel 147, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 147, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
e. artikel 149, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 149, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
f. artikel 150 lid 2, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 150, lid 2, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
g. artikel 157, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 157, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
h. artikel 164, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 164, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
i. artikel 173, derde zin, van van Boek 4 het Burgerlijk Wetboek, waarbij een machtiging als in die bepaling bedoeld wordt verleend;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 173, derde zin, van van Boek 4 het Burgerlijk Wetboek, specifiek die beschikkingen waarbij een machtiging zoals bedoeld in die bepaling, wordt verleend.
j. artikel 185 lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek waarbij maatregelen als in die bepaling bedoeld worden voorgeschreven;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 185, lid 2, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, specifiek die beschikkingen waarbij maatregelen zoals bedoeld in die bepaling, worden voorgeschreven.
k. artikel 185, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 185, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
l. artikel 191, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij maatregelen als in die bepaling bedoeld worden voorgeschreven;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 191, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, specifiek die beschikkingen waarbij maatregelen zoals bedoeld in die bepaling, worden voorgeschreven.
m. artikel 192, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 192, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
n. artikel 196, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 196, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
o. artikel 197, tweede lid, eerste zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 197, tweede lid, eerste zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
p. artikel 201, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 201, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
q. artikel 202, eerste lid, onder a, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 202, eerste lid, onder a, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
r. artikel 206, vijfde lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 206, vijfde lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
s. artikel 211, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 211, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
t. artikel 215, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 215, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
u. artikel 218, eerste lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 218, eerste lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
v. artikel 221, tweede lid, eerste zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 221, tweede lid, eerste zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
w. artikel 223, eerste lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 223, eerste lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
x. artikel 226, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij een machtiging als in die bepaling bedoeld wordt verleend.
Dit betreft beschikkingen genomen ingevolge artikel 226, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, specifiek die beschikkingen waarbij een machtiging zoals bedoeld in die bepaling, wordt verleend.