Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

1. Indien er geen andere schuldeiser is, die op het geëxecuteerde of op de koopprijs beslag heeft gelegd, en evenmin door de executie een beperkt recht vervalt, draagt de notaris aan de executant uit de netto-opbrengst van de zaak af hetgeen aan deze blijkens een door hem te dien aanzien aan de notaris afgelegde verklaring krachtens zijn executoriale titel toekomt; het overschot keert de notaris uit aan de geëxecuteerde.

Dit lid beschrijft de procedure wanneer er slechts één schuldeiser (de executant) betrokken is bij de executie van een onroerende zaak. Als er geen andere schuldeisers zijn die beslag hebben gelegd op de verkochte zaak (het geëxecuteerde) of op de koopprijs, en als er door de executie geen beperkt recht (zoals een erfdienstbaarheid of hypotheek van een ander) vervalt, dan handelt de notaris als volgt: de notaris betaalt (draagt af) aan de executant het bedrag dat hem toekomt uit de netto-opbrengst van de zaak. Dit bedrag moet overeenkomen met wat de executant heeft verklaard dat hem toekomt op basis van zijn executoriale titel. Een eventueel resterend bedrag (het overschot) wordt door de notaris uitgekeerd aan de geëxecuteerde (de persoon wiens zaak is verkocht).

2. Ingeval er wel schuldeisers of beperkt gerechtigden zijn, als in het eerste lid bedoeld, dan wel de in dat lid bedoelde verklaring wordt betwist of de notaris ernstige reden heeft te vermoeden dat zij onjuist is, stort de notaris de netto-opbrengst onverwijld bij een door hem aangewezen bewaarder die aan de in artikel 445 bedoelde eisen voldoet.

Dit lid behandelt de situatie waarin er wél andere schuldeisers of beperkt gerechtigden zijn, zoals genoemd in het eerste lid. Ook als de verklaring van de executant over het hem toekomende bedrag wordt betwist, of als de notaris ernstige redenen heeft om aan te nemen dat deze verklaring onjuist is, dan moet de notaris de netto-opbrengst van de executie onmiddellijk (onverwijld) storten bij een bewaarder. Deze bewaarder moet door de notaris worden aangewezen en voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 445 van dit wetboek.

3. Wanneer de schuldeisers die op de zaak of op de koopprijs beslag hebben gelegd, de beperkt gerechtigden wier recht door de executie vervalt, en de geëxecuteerde het vóór de betaaldag van de koopsom omtrent de verdeling van de te storten som eens zijn geworden, blijft de storting achterwege en keert de notaris aan ieder het hem toekomende uit.

Dit lid beschrijft een uitzondering op de stortingsplicht uit het tweede lid. Als alle betrokken partijen – de schuldeisers die beslag hebben gelegd op de zaak of de koopprijs, de beperkt gerechtigden wier recht door de executie vervalt, en de geëxecuteerde – het vóór de dag dat de koopsom betaald moet worden eens worden over hoe de opbrengst verdeeld moet worden, dan hoeft de notaris de netto-opbrengst niet te storten bij een bewaarder. In dat geval keert de notaris rechtstreeks aan iedere belanghebbende het bedrag uit dat hem toekomt volgens de gemaakte afspraak.

4. Voor zover de verplichtingen welke ingevolge dit artikel op de notaris rusten, niet worden nagekomen, is de Staat jegens belanghebbenden voor de daaruit voor hen voortvloeiende schade met de notaris hoofdelijk aansprakelijk.

Dit lid stelt dat indien de notaris de verplichtingen die volgens dit artikel op hem rusten niet nakomt, de Staat samen met de notaris hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die belanghebbenden daardoor lijden. Hoofdelijke aansprakelijkheid betekent dat elke aansprakelijke partij voor de gehele schade kan worden aangesproken.

5. In geval van executie door een hypotheekhouder is niet dit artikel, maar artikel 270 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

Dit lid geeft een uitzondering aan: wanneer de executie wordt uitgevoerd door een hypotheekhouder, zijn de bepalingen van dit artikel (artikel 551 Rv) niet van toepassing. In dat geval geldt artikel 3:270 van het Burgerlijk Wetboek.

6. Van het in dit artikel bepaalde kan in de koopvoorwaarden niet worden afgeweken.

Dit lid bepaalt dat de regels zoals vastgelegd in dit artikel dwingend recht zijn. Dit betekent dat er in de koopvoorwaarden van de executieverkoop niet van deze regels mag worden afgeweken.