Artikel 5 (Rechtsmacht ouderlijke verantwoordelijkheid kind buitenland)
Onverminderd artikel 1 heeft de Nederlandse rechter in zaken betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid geen rechtsmacht indien het kind zijn gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft, tenzij hij zich in een uitzonderlijk geval, wegens de verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer van Nederland, in staat acht het belang van het kind naar behoren te beoordelen.
Uitleg in duidelijke taal
Onverminderd artikel 1 heeft de Nederlandse rechter in zaken betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid geen rechtsmacht indien het kind zijn gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft, tenzij hij zich in een uitzonderlijk geval, wegens de verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer van Nederland, in staat acht het belang van het kind naar behoren te beoordelen.
Dit artikel bepaalt, met behoud van wat in artikel 1 is vastgelegd (onverminderd artikel 1), dat de Nederlandse rechter in zaken betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid geen rechtsmacht heeft als het kind zijn gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft. Hierop bestaat een uitzondering: de rechter kan wel rechtsmacht hebben als hij oordeelt dat er sprake is van een uitzonderlijk geval. Dit kan de rechter doen vanwege de verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer van Nederland, en als hij zichzelf in staat acht het belang van het kind naar behoren te beoordelen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:PHR:2024:805 - Parket bij de Hoge Raad - 5 september 2024
ECLI:NL:HR:2019:1085 - Rechtsmacht Nederlandse rechter bij kinderontvoering naar niet-verdragsland - 4 juli 2019
De uitsluiting van cassatieberoep bij kinderontvoering (art. 13 lid 8 Uwik) geldt niet voor een bevoegdheidsbeslissing. In zaken van kinderontvoering naar een niet-verdragsland wordt de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bepaald aan de hand van art. 3 Rv, waarbij de eerdere gewone verblijfplaats van het kind een belangrijke aanknopingsfactor is.
ECLI:NL:HR:2017:1059 - Hoge Raad: Betekening in Aruba en Waarborgen voor Hoor en Wederhoor - 8 juni 2017
Indien een geïntimeerde uit het buitenland niet verschijnt in een Arubaanse hoger beroepsprocedure, moet het hof ambtshalve onderzoeken of de stukken hem daadwerkelijk hebben bereikt. De Arubaanse wet biedt minder waarborgen, waardoor de rechter actief het recht op hoor en wederhoor moet beschermen.
ECLI:NL:HR:2000:AA7043 - Hoge Raad - 7 september 2000
ECLI:NL:HR:2014:3070 - Vervangende toestemming paspoort: internationale bevoegdheid onder Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 - 30 oktober 2014
De internationale bevoegdheid voor vervangende toestemming voor een paspoortaanvraag voor een minderjarige wordt bepaald door het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, niet door het commune bevoegdheidsrecht (Rv). Hoofdregel is dat de rechter van de gewone verblijfplaats van het kind bevoegd is.
ECLI:NL:HR:2007:AZ2593 - Hoge Raad - 15 februari 2007
ECLI:NL:HR:2024:1594 - Nieuw verzoek in hoger beroep: bepalend moment voor internationale rechtsmacht - 7 november 2024
Voor de bepaling van de internationale rechtsmacht geldt dat een voor het eerst in hoger beroep gedaan verzoek, zoals een terugverhuisgebod, aanhangig is gemaakt op het moment van indiening in hoger beroep. Dit tijdstip is beslissend voor het vaststellen van de gewone verblijfplaats van het kind.