Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Van de gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen, beschikkingen en authentieke akten
Tweede titel. Van de gerechtelijke tenuitvoerlegging op goederen die geen registergoederen zijn
Tweede afdeling. Van executoriaal beslag onder derden
Artikel 477a

Artikel 477a (Verklaring derde-beslagene en vorderingen executant)

Laatste versie

1. Indien de derde-beslagene in gebreke blijft verklaring te doen, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware hij daarvan zelf schuldenaar, onverminderd zijn verplichting tot vergoeding van de schade, zo daartoe gronden zijn. De derde-beslagene tegen wie deze vordering wordt ingesteld, wordt toegelaten alsnog een gerechtelijke verklaring te doen. De kosten die in dat geval nodeloos zijn veroorzaakt, worden voor zijn rekening gebracht.

2. Indien de derde-beslagene wel een verklaring heeft afgelegd, is de executant bevoegd deze geheel of ten dele te betwisten dan wel aanvulling daarvan te eisen door de derde binnen twee maanden na zijn verklaring te dagvaarden tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen. Overschrijding van deze termijn doet deze bevoegdheid vervallen. De rechter kan op verlangen van de derde-beslagene, te uiten voor alle weren, bepalen dat de executant, op straffe van niet ontvankelijkheid, zekerheid moet stellen voor de proceskosten, waarin hij jegens de derde-beslagene kan worden veroordeeld.

3. De advocaat van de executant, die een gerechtelijke verklaring ontvangt, zendt binnen drie dagen afschrift daarvan aan de geëxecuteerde.

4. Indien de derde-beslagene, die overeenkomstig artikel 476b verklaring heeft gedaan, zijn in artikel 477 bedoelde verplichting tot betaling of afgifte niet nakomt, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot nakoming van deze verplichting, alsmede tot de vervangende schadevergoeding, die hij in geval van niet-nakoming daarvan verschuldigd zal zijn.

5. Tot kennisneming van de in dit artikel bedoelde vorderingen is de rechtbank bevoegd. Indien de executant bij zijn dagvaarding het beslag slechts vervolgt op vorderingen, waarvan de berechting ongeacht hun beloop of naar hun gezamenlijk beloop tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoort, is slechts de kantonrechter bevoegd.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de derde-beslagene in gebreke blijft verklaring te doen, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware hij daarvan zelf schuldenaar, onverminderd zijn verplichting tot vergoeding van de schade, zo daartoe gronden zijn. De derde-beslagene tegen wie deze vordering wordt ingesteld, wordt toegelaten alsnog een gerechtelijke verklaring te doen. De kosten die in dat geval nodeloos zijn veroorzaakt, worden voor zijn rekening gebracht.

Dit lid bepaalt dat als de derde-beslagene nalaat (in gebreke blijft) een verklaring te doen, de executant kan vorderen dat de derde-beslagene wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd. De derde-beslagene wordt dan beschouwd alsof hij zelf de schuldenaar van dat bedrag was. Dit doet geen afbreuk aan (onverminderd) zijn eventuele verplichting om schade te vergoeden, indien daarvoor redenen (gronden) bestaan. De derde-beslagene tegen wie deze vordering wordt ingesteld, krijgt de gelegenheid (wordt toegelaten) om alsnog een gerechtelijke verklaring af te leggen. De kosten die hierdoor onnodig zijn gemaakt, komen voor zijn rekening.

2. Indien de derde-beslagene wel een verklaring heeft afgelegd, is de executant bevoegd deze geheel of ten dele te betwisten dan wel aanvulling daarvan te eisen door de derde binnen twee maanden na zijn verklaring te dagvaarden tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen. Overschrijding van deze termijn doet deze bevoegdheid vervallen. De rechter kan op verlangen van de derde-beslagene, te uiten voor alle weren, bepalen dat de executant, op straffe van niet ontvankelijkheid, zekerheid moet stellen voor de proceskosten, waarin hij jegens de derde-beslagene kan worden veroordeeld.

Dit lid stelt dat als de derde-beslagene wel een verklaring heeft afgelegd, de executant het recht (is bevoegd) heeft om deze verklaring geheel of gedeeltelijk (ten dele) te betwisten, of om aanvulling van de verklaring te eisen. Hiertoe moet de executant de derde-beslagene binnen twee maanden na diens verklaring dagvaarden. Deze dagvaarding is gericht op het doen van een gerechtelijke verklaring door de derde-beslagene en op betaling of afgifte van wat, volgens de vaststelling door de rechter, aan de executant toekomt. Als de executant deze termijn van twee maanden overschrijdt, vervalt zijn bevoegdheid hiertoe. De rechter kan, op verzoek (op verlangen) van de derde-beslagene – welk verzoek voor elke verdediging (voor alle weren) geuit moet worden – beslissen dat de executant zekerheid moet stellen voor de proceskosten. Doet de executant dit niet, dan kan zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Het gaat hier om proceskosten waarin de executant mogelijk jegens de derde-beslagene veroordeeld kan worden.

3. De advocaat van de executant, die een gerechtelijke verklaring ontvangt, zendt binnen drie dagen afschrift daarvan aan de geëxecuteerde.

Dit lid bepaalt dat de advocaat van de executant die een gerechtelijke verklaring ontvangt, verplicht is om binnen drie dagen een kopie (afschrift) van deze verklaring naar de geëxecuteerde (de schuldenaar tegen wie de executie gericht is) te sturen.

4. Indien de derde-beslagene, die overeenkomstig artikel 476b verklaring heeft gedaan, zijn in artikel 477 bedoelde verplichting tot betaling of afgifte niet nakomt, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot nakoming van deze verplichting, alsmede tot de vervangende schadevergoeding, die hij in geval van niet-nakoming daarvan verschuldigd zal zijn.

Dit lid regelt de situatie waarin de derde-beslagene, na een verklaring te hebben afgelegd conform artikel 476b, zijn verplichting tot betaling of afgifte zoals bedoeld in artikel 477 niet nakomt. In dat geval kan de executant vorderen dat de derde-beslagene wordt veroordeeld om deze verplichting alsnog na te komen. Tevens kan de derde-beslagene worden veroordeeld tot het betalen van een vervangende schadevergoeding, die hij verschuldigd zal zijn als hij zijn verplichting niet nakomt.

5. Tot kennisneming van de in dit artikel bedoelde vorderingen is de rechtbank bevoegd. Indien de executant bij zijn dagvaarding het beslag slechts vervolgt op vorderingen, waarvan de berechting ongeacht hun beloop of naar hun gezamenlijk beloop tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoort, is slechts de kantonrechter bevoegd.

Dit lid wijst de rechtbank aan als de bevoegde rechter om kennis te nemen van de vorderingen die in dit artikel worden genoemd. Echter, indien de executant in zijn dagvaarding het beslag uitsluitend (slechts) voortzet (vervolgt) op vorderingen die, ongeacht hun waarde (beloop) of hun gezamenlijke waarde, tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoren, dan is alleen de kantonrechter bevoegd om over deze vorderingen te oordelen.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BG5256

ECLI:NL:HR:2009:BG525613 februari 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AR2776

ECLI:NL:HR:2005:AR277621 januari 2005Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AS2619

ECLI:NL:HR:2005:AS261911 maart 2005Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Vastgoedrecht, Goederenrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BW4008

ECLI:NL:HR:2012:BW400813 juli 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:364

ECLI:NL:HR:2018:36416 maart 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AF0576

ECLI:NL:HR:2002:AF057615 november 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2024:687

ECLI:NL:HR:2024:6873 mei 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2013:BZ2971

ECLI:NL:HR:2013:BZ29715 april 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2006:AY7922

ECLI:NL:HR:2006:AY792224 november 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2005:AS8833

ECLI:NL:HR:2005:AS883313 september 2005Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak