Artikel 475b (Derdenbeslag periodieke betalingen en beslagvrije voet)
1. Beslag onder een derde op een of meer vorderingen van de geëxecuteerde tot periodieke betalingen waaraan een beslagvrije voet is verbonden, is slechts geldig voor zover een periodieke betaling de beslagvrije voet overtreft.
2. Beslag op een vordering tot nabetaling is niet verder geldig dan indien de betaling gedurende het beslag tijdig was gedaan.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2017. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. Beslag onder een derde op een of meer vorderingen van de geëxecuteerde tot periodieke betalingen waaraan een beslagvrije voet is verbonden, is slechts geldig voor zover een periodieke betaling de beslagvrije voet overtreft.
Dit lid bepaalt dat wanneer er beslag onder een derde wordt gelegd op een of meer vorderingen van de geëxecuteerde tot periodieke betalingen waaraan een beslagvrije voet is verbonden, dit beslag slechts geldig is voor zover een periodieke betaling de beslagvrije voet overtreft. Met andere woorden, als er beslag wordt gelegd bij een derde (zoals een werkgever) op periodieke inkomsten (zoals salaris) van de schuldenaar, en er geldt een beslagvrije voet (een deel van het inkomen dat niet in beslag mag worden genomen), dan mag alleen het bedrag bovenop die beslagvrije voet in beslag worden genomen.
2. Beslag op een vordering tot nabetaling is niet verder geldig dan indien de betaling gedurende het beslag tijdig was gedaan.
Dit lid stelt dat beslag op een vordering tot nabetaling niet verder geldig is dan indien de betaling gedurende het beslag tijdig was gedaan. Dit betekent dat als er beslag is gelegd en er later een nabetaling volgt die betrekking heeft op de periode waarin het beslag al liep, de geldigheid van het beslag op die nabetaling wordt beoordeeld alsof de nabetaling op het oorspronkelijke, tijdige moment zou zijn gedaan.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:3068 - Beslagvrije voet en vakantiegeld: berekening per opbouwmaand - 30 oktober 2014
De Hoge Raad oordeelt dat bij beslag op jaarlijks uitbetaald vakantiegeld de beslagvrije voet per opbouwmaand moet worden berekend. Vakantiegeld valt slechts onder het beslag voor zover het maandelijkse inkomen, inclusief de maandelijkse vakantiegeldaanspraak, de beslagvrije voet in die specifieke opbouwmaand overschreed.