Artikel 475a (Uitzonderingen en beperkingen derdenbeslag)
1. Het beslag strekt zich niet uit tot vorderingen of zaken die volgens de wet niet voor beslag vatbaar zijn, noch tot vorderingen die recht geven op een volgens de wet of naar haar aard niet voor beslag vatbare prestatie.
2. Het beslag is niet geldig op het gedeelte van een vordering dat daarop wordt ingehouden krachtens de wet, uit hoofde van een ziektekostenverzekering of van een pensioenspaarregeling dan wel uit hoofde van een ondernemingsspaarregeling voor een oudedagsverzorging.
3. Het beslag strekt zich niet uit tot onkostenvergoedingen, tenzij deze als fiscaal loon van de geëxecuteerde worden beschouwd.
4. Vorderingen die recht geven op iets anders dan betaling van een geldsom of dan levering van roerende zaken die geen registergoederen zijn, of van rechten aan toonder of order, vallen slechts onder het beslag, voor zover zij in het beslagexploot uitdrukkelijk zijn omschreven.
5. Een beslag als bedoeld in artikel 475, eerste lid, op geldmiddelen die een natuurlijk persoon aanhoudt bij een bank is slechts geldig voor zover het de bedragen genoemd in het eerste lid van artikel 475da gedurende een maand overtreft. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld inzake de uitvoering van dit beslag.
6. Indien de geëxecuteerde op grond van de basisregistratie personen geen woonadres in Nederland heeft en geen vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland, is een beslag als bedoeld in het vijfde lid slechts geldig voor zover het de helft van de bedragen genoemd in het eerste lid van artikel 475da gedurende een maand overtreft. Indien de geëxecuteerde buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, kan de geëxecuteerde de kantonrechter verzoeken het vijfde lid van toepassing te verklaren.
7. In dit artikel wordt onder geldmiddelen verstaan geldmiddelen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en in dit artikel en in artikel 475aa wordt onder bank verstaan een bank als bedoeld in artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht.
8. Op ingevolge artikel 642c in de consignatiekas gestorte bedragen mag geen beslag worden gelegd.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het beslag strekt zich niet uit tot vorderingen of zaken die volgens de wet niet voor beslag vatbaar zijn, noch tot vorderingen die recht geven op een volgens de wet of naar haar aard niet voor beslag vatbare prestatie.
Dit lid bepaalt dat het beslag niet van toepassing is op (strekt zich niet uit tot) vorderingen of zaken die volgens de wet niet in beslag genomen mogen worden (niet voor beslag vatbaar zijn). Verder geldt het beslag ook niet voor vorderingen die recht geven op een prestatie die, hetzij volgens de wet, hetzij vanwege de aard van de prestatie zelf, niet in beslag genomen kan worden.
2. Het beslag is niet geldig op het gedeelte van een vordering dat daarop wordt ingehouden krachtens de wet, uit hoofde van een ziektekostenverzekering of van een pensioenspaarregeling dan wel uit hoofde van een ondernemingsspaarregeling voor een oudedagsverzorging.
Dit lid stelt dat het beslag geen effect heeft (niet geldig is) op dat deel van een vordering dat op die vordering wordt ingehouden. Deze inhouding moet plaatsvinden op grond van (krachtens) de wet, en wel vanwege (uit hoofde van) een ziektekostenverzekering, een pensioenspaarregeling, of een ondernemingsspaarregeling die bedoeld is voor een oudedagsverzorging.
3. Het beslag strekt zich niet uit tot onkostenvergoedingen, tenzij deze als fiscaal loon van de geëxecuteerde worden beschouwd.
Dit lid geeft aan dat het beslag niet van toepassing is op (strekt zich niet uit tot) onkostenvergoedingen. Een uitzondering hierop is wanneer deze onkostenvergoedingen voor de belastingen (fiscaal) worden gezien als loon van de persoon tegen wie de executie gericht is (de geëxecuteerde).
4. Vorderingen die recht geven op iets anders dan betaling van een geldsom of dan levering van roerende zaken die geen registergoederen zijn, of van rechten aan toonder of order, vallen slechts onder het beslag, voor zover zij in het beslagexploot uitdrukkelijk zijn omschreven.
Dit lid specificeert dat vorderingen die niet zien op de betaling van een geldsom, de levering van roerende zaken die geen registergoederen zijn, of de levering van rechten aan toonder of order, alléén onder het beslag vallen indien (voor zover) deze vorderingen expliciet (uitdrukkelijk) zijn beschreven in het officiële document waarmee het beslag wordt gelegd (het beslagexploot).
5. Een beslag als bedoeld in artikel 475, eerste lid, op geldmiddelen die een natuurlijk persoon aanhoudt bij een bank is slechts geldig voor zover het de bedragen genoemd in het eerste lid van artikel 475da gedurende een kalendermaand overtreft. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld inzake de uitvoering van dit beslag.
Dit lid bepaalt dat een beslag zoals bedoeld in artikel 475, eerste lid, dat wordt gelegd op geldmiddelen die een natuurlijk persoon bij een bank aanhoudt, alléén geldig is voor zover het bedrag de in het eerste lid van artikel 475da genoemde bedragen gedurende een kalendermaand te boven gaat (overtreft). Aanvullende (nadere) regels met betrekking tot (inzake) de uitvoering van dit beslag kunnen worden vastgesteld bij of op grond van (krachtens) een algemene maatregel van bestuur.
6. Indien de geëxecuteerde op grond van de basisregistratie personen geen woonadres in Nederland heeft en geen vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland, is een beslag als bedoeld in het vijfde lid slechts geldig voor zover het de helft van de bedragen genoemd in het eerste lid van artikel 475da gedurende een kalendermaand overtreft. Indien de geëxecuteerde buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, kan de geëxecuteerde de kantonrechter verzoeken het vijfde lid van toepassing te verklaren.
Dit lid stelt dat, indien de persoon tegen wie de executie is gericht (de geëxecuteerde) blijkens (op grond van) de basisregistratie personen geen woonadres in Nederland heeft en tevens geen vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland heeft, een beslag zoals omschreven in het vijfde lid alléén geldig is voor zover het bedrag de helft van de in het eerste lid van artikel 475da genoemde bedragen gedurende een kalendermaand te boven gaat (overtreft). Indien de geëxecuteerde wel een vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland heeft, heeft deze de mogelijkheid (kan) de kantonrechter te verzoeken om het vijfde lid van toepassing te verklaren.
7. In dit artikel en in artikel 475aa worden onder geldmiddelen verstaan geldmiddelen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en onder bank wordt verstaan een bank als bedoeld in artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht.
Dit lid verduidelijkt dat in dit artikel en in artikel 475aa onder de term 'geldmiddelen' wordt verstaan wat daaronder wordt begrepen (als bedoeld in) in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht. Op vergelijkbare wijze wordt onder de term 'bank' verstaan wat daaronder wordt begrepen (als bedoeld in) in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
8. Op ingevolge artikel 642c in de consignatiekas gestorte bedragen mag geen beslag worden gelegd.
Dit lid bepaalt dat er geen beslag mag worden gelegd op bedragen die overeenkomstig (ingevolge) artikel 642c in de consignatiekas zijn gestort.