Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

1. Rechten waarvan de executie niet elders geregeld is, en niet opeisbare rechten waarop beslag onder derden mogelijk is, kunnen met overeenkomstige toepassing van de eerste afdeling worden geëxecuteerd, tenzij uit de wet of de aard van het recht anders volgt.

Dit lid bepaalt dat rechten waarvan de executie (tenuitvoerlegging) niet in andere wetsartikelen is geregeld, en ook niet-opeisbare rechten waarop beslag onder derden gelegd kan worden, geëxecuteerd kunnen worden. Dit gebeurt door de regels van de eerste afdeling van deze titel op een vergelijkbare manier toe te passen (overeenkomstige toepassing). Een uitzondering hierop geldt als de wet zelf of de specifieke aard van het recht een andere regeling voorschrijft.

2. De artikelen 474b en 474ba zijn onder hetzelfde voorbehoud van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat de artikelen 474b en 474ba op een vergelijkbare manier van toepassing zijn (overeenkomstige toepassing). Dit gebeurt echter onder hetzelfde voorbehoud als genoemd in het eerste lid, namelijk dat de wet of de aard van het recht niet anders bepaalt.

3. Gaat het om een recht dat jegens een derde moet worden uitgeoefend, dan is voor het beslag tevens betekening van het beslagexploot aan de derde vereist.

Dit lid preciseert dat als het gaat om de executie van een recht dat tegenover een derde partij (jegens een derde) moet worden uitgeoefend, er een extra vereiste is. Voor het leggen van beslag is het dan ook noodzakelijk dat het beslagexploot (het officiële document van beslaglegging) aan die derde partij wordt betekend (officieel wordt overhandigd).

4. Indien door een zodanige executie van een niet opeisbaar recht waarop beslag onder derden mogelijk is, de geëxecuteerde of een andere belanghebbende onredelijk wordt benadeeld, beveelt de voorzieningenrechter op diens vordering dat de executie wordt gestaakt.

Dit lid bepaalt dat indien door de executie van een niet-opeisbaar recht (een recht dat nog niet direct ingevorderd kan worden) waarop beslag onder derden mogelijk is, de persoon tegen wie de executie gericht is (de geëxecuteerde) of een andere belanghebbende partij onredelijk wordt geschaad (benadeeld), de voorzieningenrechter kan ingrijpen. Op vordering (verzoek) van de geëxecuteerde of belanghebbende, kan de voorzieningenrechter bevelen dat de executie wordt gestopt (gestaakt).