Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Eerste titel. Algemene bepalingen
Vijfde afdeling. Het openbaar ministerie en de procureur-generaal bij de Hoge Raad
Artikel 44

Artikel 44 (Horen OM PG conclusie reactie partijen)

Laatste versie

1. Wanneer het openbaar ministerie niet als partij optreedt, wordt het gehoord indien het, al dan niet op verzoek van de rechter, de wens daartoe te kennen heeft gegeven.

2. In cassatieprocedures wordt de procureur-generaal bij de Hoge Raad steeds gehoord.

3. Na de conclusie van het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal bij de Hoge Raad, is geen plaats meer voor debat door partijen. Wel kunnen partijen binnen twee weken nadat de conclusie is genomen dan wel een afschrift daarvan aan partijen is verzonden, hun schriftelijk commentaar daarop, zo nodig in een brief vervat, aan de rechter, of, bij een meervoudige kamer, aan de voorzitter, of, bij de Hoge Raad, aan de President van de Hoge Raad doen toekomen, met afschrift aan de wederpartij en het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal.

Uitleg in duidelijke taal

1. Wanneer het openbaar ministerie niet als partij optreedt, wordt het gehoord indien het, al dan niet op verzoek van de rechter, de wens daartoe te kennen heeft gegeven.

Dit betekent letterlijk: Als het openbaar ministerie in een rechtszaak niet een van de strijdende partijen is, dan krijgt het de gelegenheid om zijn mening te geven (wordt het gehoord) als het openbaar ministerie zelf aangeeft dat het dit wil. Dit kan zijn op eigen initiatief of nadat de rechter hierom heeft verzocht.

2. In cassatieprocedures wordt de procureur-generaal bij de Hoge Raad steeds gehoord.

Dit betekent letterlijk: In procedures die bij de Hoge Raad in cassatie worden gevoerd, krijgt de procureur-generaal bij de Hoge Raad altijd de gelegenheid om zijn mening te geven (wordt steeds gehoord).

3. Na de conclusie van het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal bij de Hoge Raad, is geen plaats meer voor debat door partijen. Wel kunnen partijen binnen twee weken nadat de conclusie is genomen dan wel een afschrift daarvan aan partijen is verzonden, hun schriftelijk commentaar daarop, zo nodig in een brief vervat, aan de rechter, of, bij een meervoudige kamer, aan de voorzitter, of, bij de Hoge Raad, aan de President van de Hoge Raad doen toekomen, met afschrift aan de wederpartij en het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal.

Dit betekent letterlijk: Nadat het openbaar ministerie of de procureur-generaal bij de Hoge Raad zijn schriftelijk advies (conclusie) heeft gegeven, mogen de partijen in de rechtszaak niet meer mondeling met elkaar of met het OM/PG discussiëren (geen plaats meer voor debat). Echter, de partijen hebben wel de mogelijkheid om binnen twee weken nadat de conclusie is uitgebracht, of binnen twee weken nadat een kopie (afschrift) van de conclusie aan hen is gestuurd, schriftelijk te reageren op die conclusie. Deze schriftelijke reactie, eventueel in de vorm van een brief, moeten zij sturen aan de rechter. Als de zaak door meerdere rechters wordt behandeld (meervoudige kamer), sturen zij het aan de voorzitter van die kamer. Bij de Hoge Raad sturen zij het aan de President van de Hoge Raad. Een kopie van deze reactie moet ook naar de tegenpartij (wederpartij) en naar het openbaar ministerie of de procureur-generaal worden gestuurd.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad256x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1974 - Huurprijscorrectie coronacrisis: onvoorziene omstandigheid, geen gebrek - 23 december 2021

ECLI:NL:HR:2021:197423 december 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De gedwongen sluiting van 290-bedrijfsruimte door overheidsmaatregelen tijdens de coronapandemie is geen gebrek (art. 7:204 BW), maar een onvoorziene omstandigheid (art. 6:258 BW). Dit rechtvaardigt een huurprijsvermindering, waarbij het nadeel in beginsel gelijk wordt verdeeld tussen huurder en verhuurder.

Civiel RechtHuurrecht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad122x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BH2162 - Hoge Raad - 26 november 2009

ECLI:NL:HR:2009:BH216226 november 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad94x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BC2153 - Hoge Raad - 29 mei 2008

ECLI:NL:HR:2008:BC215329 mei 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtIntellectueel Eigendomsrecht, Burgerlijk Procesrecht, Europees Civiel Recht
Hoge Raad69x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2043 - Haviltex en motiveringsplicht bij uitleg overeenkomst en onrechtmatige daad - 1 november 2018

ECLI:NL:HR:2018:20431 november 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad vernietigt het oordeel van het hof omdat het onvoldoende gemotiveerd is. Het hof heeft de Haviltex-maatstaf onjuist toegepast door relevante stellingen over een lastgevingsconstructie en een onrechtmatige daad wegens tegenstrijdig belang niet kenbaar in zijn beoordeling te betrekken.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht, Ondernemingsrecht
Hoge Raad57x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BK3570 - Wijziging arbeidsvoorwaarden: wanneer is instemming van de werknemer rechtsgeldig? - 11 februari 2010

ECLI:NL:HR:2010:BK357011 februari 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Voor de totstandkoming van een wijzigingsovereenkomst die een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden inhoudt, moet de werkgever erop mogen vertrouwen dat de werknemer welbewust heeft ingestemd. Dit vereist dat de werkgever duidelijkheid heeft verschaft over de inhoud van de wijziging en diens instemming blijkt uit verklaringen of gedragingen.

Civiel RechtArbeidsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad47x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:675 - Schorsing geding bij faillissement: de invloed van de Borgers-reactie - 20 maart 2014

ECLI:NL:HR:2014:67520 maart 2014Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een geding is niet aan de invloed van partijen onttrokken zolang de termijn voor een reactie op de conclusie van de A-G (art. 44 lid 3 Rv) nog loopt. Daarom is art. 30 Fw niet van toepassing en wordt het geding bij faillissement geschorst.

Hoge Raad32x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:1066 - Draagplicht voor gezamenlijke schuld en de grenzen van de rechtsstrijd - 8 juni 2017

ECLI:NL:HR:2017:10668 juni 2017Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat afwijking van de hoofdregel van draagplicht bij helfte voor een gemeenschapsschuld slechts in uitzonderlijke, goed gemotiveerde omstandigheden mogelijk is. Tevens treedt een hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd als het een andere waarde hanteert dan partijen zijn overeengekomen.

Civiel RechtPersonen en Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ5664 - Hoge Raad - 11 juli 2013

ECLI:NL:HR:2013:BZ566411 juli 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BU5786 - Hoge Raad - 24 november 2011

ECLI:NL:HR:2011:BU578624 november 2011Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2011:BU5776 - Hoge Raad - 24 november 2011

ECLI:NL:HR:2011:BU577624 november 2011Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak