Artikel 44 (Horen OM PG conclusie reactie partijen)
1. Wanneer het openbaar ministerie niet als partij optreedt, wordt het gehoord indien het, al dan niet op verzoek van de rechter, de wens daartoe te kennen heeft gegeven.
2. In cassatieprocedures wordt de procureur-generaal bij de Hoge Raad steeds gehoord.
3. Na de conclusie van het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal bij de Hoge Raad, is geen plaats meer voor debat door partijen. Wel kunnen partijen binnen twee weken nadat de conclusie is genomen dan wel een afschrift daarvan aan partijen is verzonden, hun schriftelijk commentaar daarop, zo nodig in een brief vervat, aan de rechter, of, bij een meervoudige kamer, aan de voorzitter, of, bij de Hoge Raad, aan de President van de Hoge Raad doen toekomen, met afschrift aan de wederpartij en het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal.
Uitleg in duidelijke taal
1. Wanneer het openbaar ministerie niet als partij optreedt, wordt het gehoord indien het, al dan niet op verzoek van de rechter, de wens daartoe te kennen heeft gegeven.
Dit betekent letterlijk: Als het openbaar ministerie in een rechtszaak niet een van de strijdende partijen is, dan krijgt het de gelegenheid om zijn mening te geven (wordt het gehoord) als het openbaar ministerie zelf aangeeft dat het dit wil. Dit kan zijn op eigen initiatief of nadat de rechter hierom heeft verzocht.
2. In cassatieprocedures wordt de procureur-generaal bij de Hoge Raad steeds gehoord.
Dit betekent letterlijk: In procedures die bij de Hoge Raad in cassatie worden gevoerd, krijgt de procureur-generaal bij de Hoge Raad altijd de gelegenheid om zijn mening te geven (wordt steeds gehoord).
3. Na de conclusie van het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal bij de Hoge Raad, is geen plaats meer voor debat door partijen. Wel kunnen partijen binnen twee weken nadat de conclusie is genomen dan wel een afschrift daarvan aan partijen is verzonden, hun schriftelijk commentaar daarop, zo nodig in een brief vervat, aan de rechter, of, bij een meervoudige kamer, aan de voorzitter, of, bij de Hoge Raad, aan de President van de Hoge Raad doen toekomen, met afschrift aan de wederpartij en het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal.
Dit betekent letterlijk: Nadat het openbaar ministerie of de procureur-generaal bij de Hoge Raad zijn schriftelijk advies (conclusie) heeft gegeven, mogen de partijen in de rechtszaak niet meer mondeling met elkaar of met het OM/PG discussiëren (geen plaats meer voor debat). Echter, de partijen hebben wel de mogelijkheid om binnen twee weken nadat de conclusie is uitgebracht, of binnen twee weken nadat een kopie (afschrift) van de conclusie aan hen is gestuurd, schriftelijk te reageren op die conclusie. Deze schriftelijke reactie, eventueel in de vorm van een brief, moeten zij sturen aan de rechter. Als de zaak door meerdere rechters wordt behandeld (meervoudige kamer), sturen zij het aan de voorzitter van die kamer. Bij de Hoge Raad sturen zij het aan de President van de Hoge Raad. Een kopie van deze reactie moet ook naar de tegenpartij (wederpartij) en naar het openbaar ministerie of de procureur-generaal worden gestuurd.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:1974 - Huurprijscorrectie coronacrisis: onvoorziene omstandigheid, geen gebrek
De gedwongen sluiting van 290-bedrijfsruimte door overheidsmaatregelen tijdens de coronapandemie is geen gebrek (art. 7:204 BW), maar een onvoorziene omstandigheid (art. 6:258 BW). Dit rechtvaardigt een huurprijsvermindering, waarbij het nadeel in beginsel gelijk wordt verdeeld tussen huurder en verhuurder.
ECLI:NL:HR:2009:BH2162
ECLI:NL:HR:2008:BC2153
ECLI:NL:HR:2018:2043 - Haviltex en motiveringsplicht bij uitleg overeenkomst en onrechtmatige daad
De Hoge Raad vernietigt het oordeel van het hof omdat het onvoldoende gemotiveerd is. Het hof heeft de Haviltex-maatstaf onjuist toegepast door relevante stellingen over een lastgevingsconstructie en een onrechtmatige daad wegens tegenstrijdig belang niet kenbaar in zijn beoordeling te betrekken.
ECLI:NL:HR:2010:BK3570
ECLI:NL:HR:2014:675
ECLI:NL:HR:2017:1066 - Draagplicht voor gezamenlijke schuld en de grenzen van de rechtsstrijd
De Hoge Raad oordeelt dat afwijking van de hoofdregel van draagplicht bij helfte voor een gemeenschapsschuld slechts in uitzonderlijke, goed gemotiveerde omstandigheden mogelijk is. Tevens treedt een hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd als het een andere waarde hanteert dan partijen zijn overeengekomen.
ECLI:NL:HR:2013:BZ5664
ECLI:NL:HR:2005:AS5824
ECLI:NL:HR:2017:1281 - Nederlandse surseance prevaleert boven buitenlandse groepsherstructurering
Een in Nederland gevestigde vennootschap in surseance blijft volledig onderworpen aan de Nederlandse Faillissementswet. Het feit dat de vennootschap deel uitmaakt van een internationale groep die in het buitenland een herstructurering ondergaat, doet hier niet aan af. De bevoegdheden van de bewindvoerder blijven onverkort van kracht.