Artikel 401c (Samenloop cassatie en verzet verstekuitspraak)
1. Indien het beroep in cassatie van een bij verstek gewezen uitspraak wordt ingesteld, terwijl verzet nog open staat, kan de verweerder niet meer verzet doen, indien hij heeft gebruik gemaakt van de bevoegdheid, hem in artikel 401b, tweede lid, toegekend.
2. Ingeval van verzet vervalt het geding bij de Hoge Raad, onverminderd het recht van partijen om, na de uitspraak op het verzet, in cassatie op te komen tegen die uitspraak, zomede van de oorspronkelijke eiser om alsdan binnen dezelfde termijn in cassatie op te komen tegen de uitspraak bij verstek voor wat betreft de beslissingen, die door het verzet niet zijn getroffen.
3. Ingeval, voordat verzet is gedaan, het geding bij de Hoge Raad geëindigd is, belet dit niet het alsnog doen van verzet. Indien de Hoge Raad ten principale uitspraak deed, moet het verzet bij hem worden gedaan. In alle gevallen is de rechter gebonden aan hetgeen de Hoge Raad omtrent rechtspunten had beslist.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien het beroep in cassatie van een bij verstek gewezen uitspraak wordt ingesteld, terwijl verzet nog open staat, kan de verweerder niet meer verzet doen, indien hij heeft gebruik gemaakt van de bevoegdheid, hem in artikel 401b, tweede lid, toegekend.
Dit betekent dat als er beroep in cassatie wordt ingesteld tegen een uitspraak die bij verstek is gewezen (dat wil zeggen, een uitspraak waarbij de gedaagde partij niet is verschenen), en de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen die verstekuitspraak nog bestaat, de verweerder (de partij tegen wie het cassatieberoep is gericht) het recht verliest om verzet te doen. Deze beperking geldt echter alleen als de verweerder gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid die hem in artikel 401b, tweede lid, is gegeven (namelijk het recht om in de cassatieprocedure te verschijnen en verweer te voeren).
2. Ingeval van verzet vervalt het geding bij de Hoge Raad, onverminderd het recht van partijen om, na de uitspraak op het verzet, in cassatie op te komen tegen die uitspraak, zomede van de oorspronkelijke eiser om alsdan binnen dezelfde termijn in cassatie op te komen tegen de uitspraak bij verstek voor wat betreft de beslissingen, die door het verzet niet zijn getroffen.
Dit houdt in dat indien er verzet wordt gedaan tegen de verstekuitspraak, de procedure bij de Hoge Raad (het cassatiegeding) automatisch komt te vervallen. Dit laat echter onverlet (onverminderd) het recht van de partijen om, nadat er een uitspraak is gedaan in de verzetprocedure, alsnog beroep in cassatie in te stellen tegen die uitspraak op het verzet. Tevens behoudt de oorspronkelijke eiser het recht om op dat moment (alsdan) en binnen dezelfde termijn beroep in cassatie in te stellen tegen de oorspronkelijke uitspraak bij verstek, maar dit kan alleen voor die onderdelen van de beslissingen die niet door de verzetprocedure zijn aangetast of gewijzigd (die door het verzet niet zijn getroffen).
3. Ingeval, voordat verzet is gedaan, het geding bij de Hoge Raad geëindigd is, belet dit niet het alsnog doen van verzet. Indien de Hoge Raad ten principale uitspraak deed, moet het verzet bij hem worden gedaan. In alle gevallen is de rechter gebonden aan hetgeen de Hoge Raad omtrent rechtspunten had beslist.
Dit betekent dat als de procedure bij de Hoge Raad (het cassatiegeding) is afgerond voordat er verzet is aangetekend tegen de verstekuitspraak, dit niet in de weg staat aan de mogelijkheid om alsnog verzet te doen. Mocht de Hoge Raad een inhoudelijke uitspraak hebben gedaan over de hoofdzaak (ten principale uitspraak deed), dan dient het verzet bij de Hoge Raad zelf te worden ingesteld. In alle gevallen is de rechter die over het verzet oordeelt, verplicht zich te houden aan (is gebonden aan) de beslissingen die de Hoge Raad heeft genomen over juridische vraagstukken (rechtspunten).