Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
titel Tiende A. Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad
Artikel 394

Artikel 394 (Beslissing na prejudiciële uitspraak Hoge Raad)

Laatste versie

1. Behoudens indien het antwoord op de vraag niet meer nodig is om op de vordering of het verzoek te beslissen, beslist de rechter, nadat hij partijen de gelegenheid heeft gegeven zich schriftelijk over de uitspraak van de Hoge Raad uit te laten, met inachtneming van deze uitspraak.

2. De rechter kan onder de proceskosten waarin een partij veroordeeld wordt, ook opnemen het door de Hoge Raad begrote bedrag voor de ingevolge artikel 393, derde en vierde lid, door de wederpartij gemaakte kosten.

Uitleg in duidelijke taal

1. Behoudens indien het antwoord op de vraag niet meer nodig is om op de vordering of het verzoek te beslissen, beslist de rechter, nadat hij partijen de gelegenheid heeft gegeven zich schriftelijk over de uitspraak van de Hoge Raad uit te laten, met inachtneming van deze uitspraak.

Dit betekent letterlijk: De rechter neemt een beslissing in de zaak, waarbij hij rekening houdt met de uitspraak van de Hoge Raad. Dit gebeurt nadat de rechter de betrokken partijen de mogelijkheid heeft geboden om schriftelijk hun mening te geven over de uitspraak van de Hoge Raad. Een uitzondering hierop is de situatie waarin het antwoord van de Hoge Raad op de gestelde vraag niet langer vereist is om een beslissing te kunnen nemen over de vordering of het verzoek.

2. De rechter kan onder de proceskosten waarin een partij veroordeeld wordt, ook opnemen het door de Hoge Raad begrote bedrag voor de ingevolge artikel 393, derde en vierde lid, door de wederpartij gemaakte kosten.

Dit betekent letterlijk: De rechter heeft de bevoegdheid om het bedrag dat de Hoge Raad heeft vastgesteld voor de kosten die de wederpartij heeft gemaakt (conform artikel 393, derde en vierde lid), op te nemen in de totale proceskosten waartoe een partij wordt veroordeeld.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad304x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:525 - Bewindvoerder als formele procespartij in procedures over onder bewind gestelde goederen - 6 maart 2014

ECLI:NL:HR:2014:5256 maart 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De bewindvoerder treedt op als formele procespartij in gedingen over onder bewind gestelde goederen. Een vordering betreffende een huurovereenkomst, zoals ontbinding en ontruiming, moet tegen de bewindvoerder worden ingesteld. Is de rechthebbende gedagvaard, dan kan de bewindvoerder de procedure op elk moment alsnog overnemen.

Hoge Raad183x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:913 - Hoge Raad - 12 juni 2023

ECLI:NL:HR:2023:91312 juni 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad68x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ9958 - Hoge Raad: Bewijsbeslag buiten IE-zaken toegestaan onder strikte voorwaarden - 12 september 2013

ECLI:NL:HR:2013:BZ995812 september 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat conservatoir bewijsbeslag ook buiten intellectuele-eigendomszaken mogelijk is op basis van artikel 730 en 843a Rv. De rechter moet dit ingrijpende middel terughoudend toepassen, waarbij de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en de bescherming van privacy en vertrouwelijkheid centraal staan.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Intellectueel Eigendomsrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1929:129 - Hoge Raad - 31 oktober 1929

ECLI:NL:HR:1929:12931 oktober 1929Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak