Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Tiende titel. Herroeping
Eerste afdeling. Herroeping van vonnissen
Artikel 384

Artikel 384 (Rechterlijke bevoegdheid bij herroeping vonnissen)

Laatste versie

1. De vordering tot herroeping wordt gebracht voor de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld.

2. Indien de Hoge Raad na vernietiging ten principale recht heeft gedaan, wordt de vordering gebracht voor de rechter van wie het vonnis of het arrest door de Hoge Raad is vernietigd.

3. Is in laatste feitelijke instantie beslist door de voorzieningenrechter in kort geding, dan wordt de vordering gebracht voor de rechtbank.

Uitleg in duidelijke taal

1. De vordering tot herroeping wordt gebracht voor de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld.

Dit betekent dat een eis tot herroeping van een vonnis moet worden ingediend bij de rechter die als laatste de feiten van de zaak heeft behandeld en daarover een uitspraak heeft gedaan.

2. Indien de Hoge Raad na vernietiging ten principale recht heeft gedaan, wordt de vordering gebracht voor de rechter van wie het vonnis of het arrest door de Hoge Raad is vernietigd.

Dit houdt in dat wanneer de Hoge Raad een eerdere uitspraak heeft vernietigd en vervolgens zelf een definitieve beslissing over de inhoud van de zaak heeft genomen (ten principale recht heeft gedaan), de vordering tot herroeping moet worden ingediend bij de rechter wiens oorspronkelijke vonnis of arrest door de Hoge Raad is vernietigd.

3. Is in laatste feitelijke instantie beslist door de voorzieningenrechter in kort geding, dan wordt de vordering gebracht voor de rechtbank.

Dit bepaalt dat als de laatste rechterlijke beslissing over de feiten is genomen door de voorzieningenrechter in een spoedprocedure (kort geding), de vordering tot herroeping moet worden ingediend bij de rechtbank.