Artikel 361 (Procedure hoger beroep tegen beschikkingen)
1. De rechter bepaalt dag en uur waarop de behandeling aanvangt. Hij beveelt tevens oproeping van de appellant, van de verzoeker in eerste aanleg en van de in eerste aanleg in de procedure verschenen belanghebbenden. Bovendien kan hij te allen tijde belanghebbenden, bekende of onbekende, doen oproepen.
2. Indien aangaande dezelfde beschikking meer beroepschriften zijn ingediend, kan voeging worden bevolen.
3. Iedere belanghebbende kan een verweerschrift indienen. Door belanghebbenden die in hoger beroep zijn opgeroepen, moet het verweerschrift worden ingediend binnen vier weken na de toezending aan hen van een afschrift van het beroepschrift, tenzij de rechter anders bepaalt.
4. Indien een belanghebbende incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, kunnen de appellant en de in hoger beroep opgeroepen belanghebbenden daartegen binnen vier weken na de toezending aan hen van een afschrift van het verweerschrift waarbij dit incidentele hoger beroep is ingesteld, een verweerschrift indienen, tenzij de rechter anders bepaalt.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechter bepaalt dag en uur waarop de behandeling aanvangt. Hij beveelt tevens oproeping van de appellant, van de verzoeker in eerste aanleg en van de in eerste aanleg in de procedure verschenen belanghebbenden. Bovendien kan hij te allen tijde belanghebbenden, bekende of onbekende, doen oproepen.
Dit lid houdt in dat de rechter de specifieke dag en het tijdstip vaststelt waarop de behandeling van de zaak in hoger beroep zal beginnen. Verder geeft de rechter de opdracht om de volgende partijen op te roepen: de appellant (degene die in hoger beroep is gegaan), de oorspronkelijke verzoeker (degene die de procedure in eerste aanleg is gestart) en de belanghebbenden die in de procedure in eerste aanleg zijn verschenen. Daarnaast heeft de rechter de bevoegdheid om op elk moment, naar eigen inzicht, andere belanghebbenden, zowel bekende als onbekende, te laten oproepen voor de procedure.
2. Indien aangaande dezelfde beschikking meer beroepschriften zijn ingediend, kan voeging worden bevolen.
Dit lid bepaalt dat als er met betrekking tot dezelfde beslissing (beschikking) meerdere beroepschriften zijn ingediend, de rechter kan besluiten dat deze zaken samengevoegd (voeging) worden behandeld.
3. Iedere belanghebbende kan een verweerschrift indienen. Door belanghebbenden die in hoger beroep zijn opgeroepen, moet het verweerschrift worden ingediend binnen vier weken na de toezending aan hen van een afschrift van het beroepschrift, tenzij de rechter anders bepaalt.
Dit lid stelt dat elke belanghebbende de mogelijkheid heeft om een verweerschrift in te dienen. Voor belanghebbenden die specifiek voor het hoger beroep zijn opgeroepen, geldt dat zij hun verweerschrift moeten indienen binnen een termijn van vier weken. Deze termijn begint te lopen vanaf het moment dat zij een kopie (afschrift) van het beroepschrift hebben ontvangen. De rechter kan echter een andere termijn vaststellen.
4. Indien een belanghebbende incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, kunnen de appellant en de in hoger beroep opgeroepen belanghebbenden daartegen binnen vier weken na de toezending aan hen van een afschrift van het verweerschrift waarbij dit incidentele hoger beroep is ingesteld, een verweerschrift indienen, tenzij de rechter anders bepaalt.
Dit lid regelt de situatie waarin een belanghebbende een incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. In dat geval hebben de appellant (de oorspronkelijke indiener van het hoger beroep) en de andere belanghebbenden die voor het hoger beroep zijn opgeroepen, de mogelijkheid om hiertegen een verweerschrift in te dienen. Dit verweerschrift moet worden ingediend binnen vier weken nadat zij een kopie (afschrift) hebben ontvangen van het verweerschrift waarin het incidentele hoger beroep is ingesteld. De rechter heeft de bevoegdheid om van deze termijn af te wijken.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:2998 - De voorwaardelijke ontbinding na ontslag op staande voet onder de WWZ - 22 december 2016
De Hoge Raad oordeelt dat een werkgever na een ontslag op staande voet nog steeds een voorwaardelijk ontbindingsverzoek kan indienen. De voorwaarde mag echter alleen zien op de vernietiging van het ontslag in dezelfde instantie, niet op een eventuele vernietiging in hoger beroep.
ECLI:NL:HR:2014:2665 - Ouder zonder gezag geen belanghebbende bij procedure ondertoezichtstelling - 11 september 2014
De Hoge Raad oordeelt dat een ouder zonder gezag geen belanghebbende is in de zin van art. 798 lid 1 Rv bij een (verlengings)procedure voor ondertoezichtstelling. Deze maatregel raakt namelijk niet rechtstreeks diens rechten en verplichtingen, maar die van de met het gezag belaste ouder.
ECLI:NL:HR:2017:3264 - Mondelinge behandeling: in beginsel voor de volledige meervoudige kamer - 21 december 2017
Een mondelinge behandeling die dient om partijen hun stellingen te laten toelichten in een meervoudig te beslissen zaak, moet in beginsel plaatsvinden voor de volledige kamer. Afwijking is mogelijk, maar partijen moeten hierover worden geïnformeerd en kunnen een meervoudige behandeling verzoeken.
ECLI:NL:HR:2017:3259 - Hoorzitting voor raadsheer-commissaris: wanneer is dit toegestaan in meervoudige zaken? - 21 december 2017
Een mondelinge behandeling die (mede) dient om stellingen toe te lichten in een meervoudige zaak, moet in beginsel plaatsvinden voor de volledige kamer. Partijen moeten de kans krijgen een meervoudige zitting te verzoeken, wat slechts op zwaarwegende gronden mag worden afgewezen.
ECLI:NL:HR:2018:463 - Positie andere ouder bij beëindiging gezag: belanghebbende met volledig appelrecht - 29 maart 2018
In een procedure over beëindiging van gezamenlijk gezag is de ouder die niet zelf in hoger beroep gaat, toch belanghebbende. Op grond van art. 8 EVRM heeft deze ouder het recht om via incidenteel of principaal appel op te komen tegen de beëindiging van ieders gezag.
ECLI:NL:HR:2013:BY0572 - Proceskostenveroordeling belanghebbende in verzoekschriftprocedure bij misbruik van procesrecht - 17 januari 2013
De rechter kan in een verzoekschriftprocedure, op grond van art. 289 Rv, bij misbruik van procesrecht een proceskostenveroordeling uitspreken ten laste van een partij en ten gunste van een andere belanghebbende, niet zijnde de formele verweerder, indien deze als in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt.
ECLI:NL:PHR:2024:918 - Parket bij de Hoge Raad - 12 september 2024
ECLI:NL:HR:2022:1758 - Tweeconclusieregel: impliciete toestemming voor nieuw verweer in hoger beroep - 24 november 2022
Een nieuw verweer, aangevoerd na het verweerschrift in hoger beroep, kan toch worden toegelaten als de wederpartij hier niet tegen protesteert. Door zonder voorbehoud inhoudelijk op het nieuwe verweer in te gaan, kan een partij ondubbelzinnig toestemmen in de uitbreiding van de rechtsstrijd.
ECLI:NL:HR:2016:1290 - Misbruik van procesrecht door vertraagd wrakingsverzoek en afwezigheid ter zitting - 23 juni 2016
Het opzettelijk laat indienen van een verwijzingsverzoek naar een ander hof, gecombineerd met de afwezigheid van de partij zelf, kan misbruik van procesrecht opleveren. Een hof mag in dat geval afzien van een inhoudelijke mondelinge behandeling en de zaak direct afdoen op basis van de stukken.
ECLI:NL:HR:2024:1892 - Niet-opgeroepen belanghebbende: schending hoor en wederhoor in bewind- en mentorschapszaak - 19 december 2024
Indien een belanghebbende in een bewind- of mentorschapszaak niet is opgeroepen, moet de rechter de mondelinge behandeling aanhouden. Het enkel bieden van de mogelijkheid om schriftelijk te reageren herstelt de schending van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor niet en is onvoldoende.