Artikel 276 (Inhoud oproeping en griffierechtinformatie)
1. Oproepingen vermelden de plaats, de dag en het uur van de terechtzitting. Zij worden zo spoedig mogelijk en ten minste een week vóór die dag verzonden, tenzij de rechter anders bepaalt.
2. De oproeping bevat tevens de mededeling of voor de indiening van een verweerschrift griffierecht zal worden geheven en dat indien de verweerder het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft voldaan de rechter het ingediende verweerschrift niet bij zijn beslissing op het verzoek betrekt, binnen welke termijn dit griffierecht betaald dient te worden, alsmede een verwijzing naar een vindplaats van de meest recente bijlage behorende bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken waarin de hoogte van de griffierechten staan vermeld. Hierbij wordt vermeld dat van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht voor onvermogenden wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1°. een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand, dan wel 2°. een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet.
3. Indien het een zaak betreft waarbij meerdere belanghebbenden zijn betrokken, bevat de oproeping tevens de mededeling dat van belanghebbenden die bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende verweerschriften indienen, op basis van artikel 15 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven.
Uitleg in duidelijke taal
1. Oproepingen vermelden de plaats, de dag en het uur van de terechtzitting. Zij worden zo spoedig mogelijk en ten minste een week vóór die dag verzonden, tenzij de rechter anders bepaalt.
Dit lid stelt dat oproepingen de locatie, datum en tijd van de terechtzitting moeten aangeven. Verder staat er dat deze oproepingen zo snel als mogelijk, en in ieder geval een week vóór de dag van de terechtzitting, moeten worden verzonden, tenzij de rechter een andere termijn vaststelt.
2. De oproeping bevat tevens de mededeling of voor de indiening van een verweerschrift griffierecht zal worden geheven en dat indien de verweerder het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft voldaan de rechter het ingediende verweerschrift niet bij zijn beslissing op het verzoek betrekt, binnen welke termijn dit griffierecht betaald dient te worden, alsmede een verwijzing naar een vindplaats van de meest recente bijlage behorende bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken waarin de hoogte van de griffierechten staan vermeld. Hierbij wordt vermeld dat van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht voor onvermogenden wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
- de mededeling of er voor de indiening van een verweerschrift griffierecht betaald moet worden;
- de mededeling dat indien de verweerder het verschuldigde griffierecht niet op tijd betaalt, de rechter het ingediende verweerschrift niet zal meenemen in zijn beslissing op het verzoek;
- binnen welke termijn dit griffierecht betaald moet zijn;
- alsmede een verwijzing naar een vindplaats (bijvoorbeeld een website of publicatie) van de meest recente bijlage die hoort bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken, waarin de hoogte van de griffierechten vermeld staat. Verder wordt hierbij vermeld dat van een persoon die financieel niet draagkrachtig is (onvermogend), een griffierecht voor onvermogenden, dat bij of krachtens de wet is vastgesteld, wordt geheven. Dit geldt indien deze persoon op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven, een van de volgende documenten heeft overgelegd:
1°. een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand, dan wel
Dit betekent het overleggen van een kopie (afschrift) van het besluit tot toevoeging (de beslissing waarbij gesubsidieerde rechtsbijstand wordt toegekend), zoals omschreven in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand. Indien het overleggen van dit besluit niet mogelijk is door omstandigheden die redelijkerwijs niet aan de persoon kunnen worden toegerekend, volstaat een kopie van de aanvraag voor rechtsbijstand zoals bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand. Dit is de eerste mogelijkheid, of (dan wel):
2°. een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet.
De tweede mogelijkheid is het overleggen van een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, zoals omschreven in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand. Uit deze verklaring moet blijken dat het inkomen van de betreffende persoon niet hoger is dan de inkomensgrenzen die zijn vastgesteld in de algemene maatregel van bestuur, welke is uitgevaardigd op basis van (krachtens) artikel 35, tweede lid, van diezelfde wet.
3. Indien het een zaak betreft waarbij meerdere belanghebbenden zijn betrokken, bevat de oproeping tevens de mededeling dat van belanghebbenden die bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende verweerschriften indienen, op basis van artikel 15 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven.
Dit lid specificeert dat, indien er in een zaak sprake is van meerdere belanghebbenden, de oproeping ook de mededeling moet bevatten dat belanghebbenden die door dezelfde advocaat worden bijgestaan en inhoudelijk dezelfde (gelijkluidende) verweerschriften indienen, conform artikel 15 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken slechts één keer een gezamenlijk griffierecht verschuldigd zijn.