Artikel 261 (Toepasselijkheid titel verzoekschriftprocedure)
1. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, is deze titel van toepassing op alle zaken die met een verzoekschrift moeten worden ingeleid, alsmede op zaken waarin de rechter ambtshalve een beschikking geeft.
2. Met een verzoekschrift worden ingeleid de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit.
Uitleg in duidelijke taal
1. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, is deze titel van toepassing op alle zaken die met een verzoekschrift moeten worden ingeleid, alsmede op zaken waarin de rechter ambtshalve een beschikking geeft.
- alle zaken die met een verzoekschrift moeten worden ingeleid,
- en ook op zaken waarin de rechter ambtshalve (dat wil zeggen: uit eigen beweging) een beschikking (een rechterlijke beslissing in een verzoekschriftprocedure) geeft.
2. Met een verzoekschrift worden ingeleid de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit.
Dit lid stelt dat de zaken die met een verzoekschrift worden ingeleid, de zaken zijn waarvan de wet bepaalt dat zij via een verzoekschrift moeten starten.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:3533 - Hoge Raad - 4 december 2014
ECLI:NL:HR:2016:1087 - Kostenvergoeding na intrekking kort geding: Hoge Raad creëert nieuwe regeling - 2 juni 2016
De Hoge Raad stelt vast dat een gedaagde na intrekking van een kort geding recht heeft op een proceskostenveroordeling. De gedaagde moet daartoe tijdig aangeven dat hij een kostenbeslissing wenst, waardoor de procedure uitsluitend voor de proceskosten wordt voortgezet.
ECLI:NL:HR:2018:463 - Positie andere ouder bij beëindiging gezag: belanghebbende met volledig appelrecht - 29 maart 2018
In een procedure over beëindiging van gezamenlijk gezag is de ouder die niet zelf in hoger beroep gaat, toch belanghebbende. Op grond van art. 8 EVRM heeft deze ouder het recht om via incidenteel of principaal appel op te komen tegen de beëindiging van ieders gezag.
ECLI:NL:HR:2011:BU3922 - Reikwijdte voorlopig getuigenverhoor en de bevoegdheid van de rechter-commissaris - 15 december 2011
De rechter-commissaris mag het horen van getuigen in een voorlopig getuigenverhoor slechts weigeren als de goede procesorde dit eist. Tegenbewijs in contra-enquête mag ook gericht zijn op het aantasten van de betrouwbaarheid van reeds afgelegde verklaringen, en is niet beperkt tot de stellingen van de verzoeker.
ECLI:NL:HR:2018:1414 - Voorlopige voorzieningen in scheidingszaken: art. 821-826 Rv is uitputtend - 30 augustus 2018
De bijzondere regeling voor voorlopige voorzieningen in scheidingsprocedures (art. 821-826 Rv) is uitputtend. Er is daarom geen ruimte om via de algemene regeling van art. 223 Rv een voorlopige voorziening te vragen die onder het bereik van de bijzondere regeling valt.
ECLI:NL:HR:2018:2393 - Verzet tegen uitdelingslijst: rechtsmiddel uit Faillissementswet prevaleert in erfrecht - 20 december 2018
Bij verzet tegen de uitdelingslijst in een nalatenschap is de regeling uit de Faillissementswet van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat tegen de beslissing van de rechter, conform art. 187 lid 1 Fw, alleen beroep in cassatie openstaat binnen acht dagen, en geen hoger beroep.
ECLI:NL:HR:2010:BN7892 - Hoge Raad - 4 november 2010
ECLI:NL:HR:2005:AT8128 - Hoge Raad - 7 juli 2005
ECLI:NL:HR:2019:1616 - Hoge Raad - 17 oktober 2019
ECLI:NL:HR:2020:1311 - Kwalificatie uitspraak kantonrechter bepaalt het openstaande rechtsmiddel bij vereffening - 16 juli 2020
De rechter die oordeelt over een ingesteld rechtsmiddel moet zelfstandig de bestreden uitspraak kwalificeren. Wanneer een kantonrechter een geschil over de rekening en verantwoording van een vereffenaar baseert op de regels voor bewind (art. 1:374 BW), staat hiertegen hoger beroep open, niet cassatie.