Artikel 24 (Grondslag beslissing en ambtshalve bespreking rechter)
1. De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit.
2. De rechter kan binnen de grenzen van de rechtsstrijd ambtshalve met partijen de grondslag van hun vordering, verzoek of verweer bespreken.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit.
Dit betekent letterlijk dat de rechter de zaak onderzoekt en beslist op de grondslag van datgene wat partijen als basis voor hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd. Een uitzondering hierop geldt indien uit de wet anders voortvloeit.
2. De rechter kan binnen de grenzen van de rechtsstrijd ambtshalve met partijen de grondslag van hun vordering, verzoek of verweer bespreken.
Dit betekent letterlijk dat de rechter, binnen de grenzen van de rechtsstrijd, de mogelijkheid heeft om ambtshalve (dus uit eigen beweging) met partijen de grondslag van hun vordering, verzoek of verweer te bespreken.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2011:BQ7064 - Eiswijziging in hoger beroep na ambtshalve opgeworpen vraag door rechter - 22 september 2011
Een eiswijziging na memorie van grieven of antwoord is in beginsel niet toegestaan volgens de twee-conclusie-regel. Dat de rechter ambtshalve een nieuwe juridische vraag opwerpt, rechtvaardigt op zichzelf geen uitzondering op deze strikte regel, tenzij de wederpartij ondubbelzinnig instemt of andere uitzonderingsgronden van toepassing zijn.
ECLI:NL:HR:2013:BZ4163 - Auping/Beverslaap: Opzegging van duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd - 13 juni 2013
Bij de opzegging van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder contractuele opzeggingsregeling geldt in beginsel opzegbaarheid. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat een zwaarwegende grond, een langere opzegtermijn of een schadevergoeding vereist is, afhankelijk van de omstandigheden.
ECLI:NL:HR:2009:BH4720 - Hoge Raad - 28 mei 2009
ECLI:NL:HR:2011:BR2045 - Hoge Raad - 8 december 2011
ECLI:NL:HR:2012:BU4909 - Fujitsu/Exel: Toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid op grond van risico - 2 februari 2012
Schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan aan de achterman worden toegerekend indien de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op basis van feiten en omstandigheden die voor risico van de achterman komen en waaruit naar verkeersopvattingen een zodanige schijn kan worden afgeleid. Een "toedoen" van de achterman is hiervoor niet noodzakelijk.
ECLI:NL:PHR:2024:286 - Parket bij de Hoge Raad - 14 maart 2024
ECLI:NL:HR:2004:AO9900 - Hoge Raad - 30 september 2004
ECLI:NL:HR:2011:BS1706 - Uitleg overeenkomst (Haviltex), afwijzing exhibitieplicht en vordering wegens bedrog - 17 november 2011
De uitleg van een commerciële overeenkomst geschiedt via de Haviltex-maatstaf. Een vordering tot exhibitie (art. 843a Rv) wordt afgewezen als deze onvoldoende gespecificeerd is en het karakter van een 'fishing expedition' heeft. Een vordering wegens bedrog kan naast een vordering tot nakoming bestaan.
ECLI:NL:HR:2007:AZ8210 - Hoge Raad - 29 maart 2007
ECLI:NL:HR:2015:178 - Staatsloterij: Misleidende reclame door onjuiste verwachtingen over winkansen - 29 januari 2015
Onvolledige mededelingen over winkansen zijn misleidend als de gemiddelde consument daardoor een te rooskleurig beeld krijgt, zelfs als de kansen in werkelijkheid minuscuul zijn. Het gaat om de perceptie van de consument, die zijn economisch gedrag kan beïnvloeden. De schade bestaat dan uit de aankoopkosten.