Artikel 22a (Beperking kennisneming stukken door gemachtigde)
1. De rechter kan, indien de vrees bestaat dat kennisneming van stukken door een partij haar lichamelijke of geestelijke gezondheid zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen.
2. De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de persoonlijke levenssfeer van een ander onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen.
3. De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. Artikel 1019ib, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechter kan, indien de vrees bestaat dat kennisneming van stukken door een partij haar lichamelijke of geestelijke gezondheid zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen.
Dit betekent dat de rechter de bevoegdheid heeft om te beslissen dat, wanneer er een gerechtvaardigde angst (vrees) bestaat dat het voor een partij in een rechtszaak schadelijk zou zijn voor haar lichamelijke of geestelijke gezondheid om bepaalde stukken in te zien (kennisneming van stukken), de inzage van deze stukken exclusief wordt overgelaten (is voorbehouden aan) een door de partij aangewezen vertegenwoordiger (een gemachtigde). Deze gemachtigde moet een advocaat of een arts zijn, of een persoon die specifiek hiervoor toestemming (bijzondere toestemming) van de rechter heeft ontvangen.
2. De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de persoonlijke levenssfeer van een ander onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen.
Dit houdt in dat de rechter kan bepalen dat, als het inzien van stukken (kennisneming van stukken) door een partij de persoonlijke levenssfeer van een andere persoon onevenredig zou aantasten (schaden), de inzage van deze stukken beperkt wordt tot (is voorbehouden aan) een gemachtigde. Deze gemachtigde dient een advocaat of een arts te zijn, of een persoon die van de rechter bijzondere toestemming heeft verkregen voor deze kennisneming.
3. De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. Artikel 1019ib, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat de rechter kan beslissen dat, wanneer het inzien van stukken (kennisneming van stukken) door een partij de bescherming van een bedrijfsgeheim (zoals omschreven in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen) op een onevenredige wijze zou benadelen (schaden), de inzage van deze stukken uitsluitend is toegestaan aan (is voorbehouden aan) een gemachtigde. Deze gemachtigde moet een advocaat zijn of een persoon die hiervoor expliciete (bijzondere) toestemming van de rechter heeft gekregen. Bovendien zijn de bepalingen van artikel 1019ib, tweede lid, op deze situatie op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) geldig.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:641 - Verkoop binnen EER voor export put merkrecht uit, ongeacht intentie merkhouder
De verkoop en levering van merkproducten binnen de EER door de merkhouder leidt tot uitputting van het merkrecht. De intentie dat de koper de goederen zal exporteren buiten de EER is hierbij niet relevant. De mogelijkheid om de economische waarde te realiseren is doorslaggevend.
ECLI:NL:HR:2023:658 - Openbaarheid rechtspraak: recht op informatie over aanhangige civiele procedures
De Hoge Raad oordeelt dat gerechten, binnen de grenzen van de privacywetgeving, aan derden opgave moeten doen van aanhangige civiele procedures. Dit volgt uit het beginsel van openbaarheid van rechtspraak, ook nu fysieke rolzittingen grotendeels zijn afgeschaft.