Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Tweede titel. De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
Tiende afdeling. Incidentele vorderingen
§ 5. Voorlopige voorzieningen
Artikel 223

Artikel 223 (Voorlopige voorziening geding en samenhang)

Laatste versie

1. Tijdens een aanhangig geding kan iedere partij vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding.

2. Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering.

Uitleg in duidelijke taal

1. Tijdens een aanhangig geding kan iedere partij vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding.

Dit betekent dat gedurende een procedure die al bij de rechter loopt (een aanhangig geding), elke partij in die procedure aan de rechter kan vragen (vorderen) om een tijdelijke maatregel (een voorlopige voorziening) te nemen. Deze maatregel geldt dan voor de periode dat de procedure duurt (voor de duur van het geding).

2. Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering.

Dit betekent dat de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening een direct verband moet hebben met de hoofdvordering in de procedure.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad145x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3533

ECLI:NL:HR:2014:35335 december 2014Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad59x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2321 - Bevoegdheid GI bij contactbeperking: art. 1:265f versus 1:265g BW

ECLI:NL:HR:2018:232114 december 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een gecertificeerde instelling (GI) niet langer op basis van een schriftelijke aanwijzing contact mag beperken buiten een uithuisplaatsing. Hiervoor moet de GI zich wenden tot de rechter via art. 1:265g BW, dat ruimere rechtsbescherming biedt.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad28x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1414 - Voorlopige voorzieningen in scheidingszaken: art. 821-826 Rv is uitputtend

ECLI:NL:HR:2018:141431 augustus 2018Dit wetsartikel wordt 14 keer genoemd in deze uitspraak

De bijzondere regeling voor voorlopige voorzieningen in scheidingsprocedures (art. 821-826 Rv) is uitputtend. Er is daarom geen ruimte om via de algemene regeling van art. 223 Rv een voorlopige voorziening te vragen die onder het bereik van de bijzondere regeling valt.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Personen En Familierecht
Hoge Raad41x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB2054

ECLI:NL:HR:2001:AB20548 juni 2001Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtLetselschaderecht, Burgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BW3263

ECLI:NL:HR:2012:BW326313 juli 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AE7005

ECLI:NL:HR:2002:AE700529 november 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AE3345

ECLI:NL:HR:2002:AE334513 september 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:2624 - Schending hoor en wederhoor door gebruik van stukken buiten procesdossier

ECLI:NL:HR:2017:262413 oktober 2017Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Een rechter schendt het beginsel van hoor en wederhoor (art. 19 Rv) door een beslissing te baseren op een ambtshalve verkregen stuk waarover partijen zich niet hebben kunnen uitlaten. Een door een onder curatele gestelde verleende procesvolmacht aan een advocaat blijft geldig.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB2174

ECLI:NL:HR:2001:AB217415 juni 2001Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtHuurrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:321 - Informele rechtsingang minderjarige ex art. 1:377g BW ook in hoger beroep

ECLI:NL:HR:2020:32121 februari 2020Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een minderjarige kan in een door een ouder gestart hoger beroep een informeel verzoek doen op grond van art. 1:377g BW. Dit geeft het hof de bevoegdheid om de omgangsregeling ambtshalve in volle omvang te beoordelen, buiten de grenzen van het ingestelde hoger beroep.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Burgerlijk Procesrecht