Artikel 219 (Vereisten conclusie voeging tussenkomst)
1. De conclusie vermeldt:
a. de voornaam, de naam en de woonplaats van degene die de vordering instelt; b. de vordering en de gronden waarop zij berust; c. in zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, de naam van degene die als advocaat wordt gesteld.
2. De in het eerste lid aangeduide gegevens worden vermeld op straffe van nietigheid. Artikel 122 is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. De conclusie vermeldt:
Dit betekent dat de conclusie (het schriftelijk stuk waarmee een vordering tot voeging of tussenkomst wordt ingesteld) de hierna volgende informatie moet bevatten.
a. de voornaam, de naam en de woonplaats van degene die de vordering instelt;
Dit specificeert dat de voornaam, de achternaam en de woonplaats moeten worden genoemd van de persoon of entiteit die de vordering tot voeging of tussenkomst indient.
b. de vordering en de gronden waarop zij berust;
Dit vereist dat in de conclusie duidelijk wordt omschreven wat er met de voeging of tussenkomst wordt gevorderd en op welke feitelijke en juridische argumenten (gronden) deze vordering is gebaseerd.
c. in zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, de naam van degene die als advocaat wordt gesteld.
Dit betekent dat in procedures waarin procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht is, de naam van de advocaat die voor de partij optreedt, in de conclusie vermeld moet worden.
2. De in het eerste lid aangeduide gegevens worden vermeld op straffe van nietigheid. Artikel 122 is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat als de gegevens genoemd in het eerste lid, onderdeel a (de voornaam, naam en woonplaats), niet in de conclusie worden vermeld, dit kan leiden tot nietigheid van de conclusie. Verder is artikel 122 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op deze situatie van overeenkomstige toepassing.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:2220
ECLI:NL:HR:2005:AU3262
ECLI:NL:HR:2023:1067 - Doorhaling ter rolle en schorsing geding echtgenoot failliet (art. 29 Fw)
Een hof mag niet beslissen op een hoger beroep dat ambtshalve is doorgehaald en niet opnieuw aanhangig is gemaakt. Een vordering tegen de echtgenoot van een failliet (gehuwd in gemeenschap van goederen) valt onder de schorsingsregeling van art. 29 Fw.