Artikel 198 (Beslissing verzoek voorlopige bewijsverrichtingen)
1. Op het verzoek om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen wordt pas beslist nadat een behandeling heeft plaatsgevonden, waartoe de verzoeker en de wederpartij worden opgeroepen. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven als de wederpartij onbekend is, in geval van onverwijlde spoed of als de opgeroepen wederpartij schriftelijk heeft meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek.
2. Als de rechter het verzoek om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen toestaat, bepaalt hij de dag waarop de verzoeker uiterlijk een afschrift van het verzoekschrift, als dit nog niet is toegezonden, en van de beschikking aan de wederpartij, als die bekend is, moet doen toekomen. Een afschrift van het verzoekschrift en van de beschikking wordt bij aangetekende brief verzonden of bij exploot betekend.
Uitleg in duidelijke taal
1. Op het verzoek om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen wordt pas beslist nadat een behandeling heeft plaatsgevonden, waartoe de verzoeker en de wederpartij worden opgeroepen. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven als de wederpartij onbekend is, in geval van onverwijlde spoed of als de opgeroepen wederpartij schriftelijk heeft meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek.
- als de wederpartij onbekend is;
- in geval van onverwijlde spoed (directe noodzaak);
- of als de opgeroepen wederpartij schriftelijk heeft meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de inwilliging (het goedkeuren) van het verzoek.
2. Als de rechter het verzoek om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen toestaat, bepaalt hij de dag waarop de verzoeker uiterlijk een afschrift van het verzoekschrift, als dit nog niet is toegezonden, en van de beschikking aan de wederpartij, als die bekend is, moet doen toekomen. Een afschrift van het verzoekschrift en van de beschikking wordt bij aangetekende brief verzonden of bij exploot betekend.
Dit lid regelt dat als de rechter het verzoek om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen toestaat, hij een uiterste datum vaststelt. De verzoeker moet uiterlijk op die dag een afschrift (kopie) van het verzoekschrift (indien nog niet eerder verzonden) en van de beschikking (rechterlijke beslissing) aan de wederpartij doen toekomen, mits de wederpartij bekend is. Een afschrift van het verzoekschrift en van de beschikking wordt verzonden per aangetekende brief of betekend bij exploot (officieel overhandigd door een deurwaarder).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2015:661 - Hoge Raad - 19 maart 2015
ECLI:NL:HR:2008:BB3676 - Hoge Raad - 21 februari 2008
ECLI:NL:HR:2008:BB5626 - Hoge Raad - 21 februari 2008
ECLI:NL:HR:2018:1976 - Aansprakelijkheid Staat voor onderzoek Raad voor de Kinderbescherming: belang van het kind prevaleert - 18 oktober 2018
De Staat is niet aansprakelijk voor een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) als de RvdK mocht menen zich een verantwoord oordeel te kunnen vormen. De RvdK moet zich uitsluitend door het belang van het kind laten leiden, niet door het afwegen van ouderlijke belangen.
ECLI:NL:HR:2014:1067 - Onpartijdige deskundige: moment van klagen en stelplicht bij twijfel - 1 mei 2014
Een partij klaagt tijdig over de (schijn van) partijdigheid van een deskundige als dit gebeurt in het eerste gedingstuk na het deskundigenrapport. Om twijfel te rechtvaardigen, volstaat het aanvoeren van objectieve feiten en omstandigheden; de partij hoeft niet concreet aan te wijzen waar het rapport partijdig is.
ECLI:NL:RBZWB:2024:2422 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 7 april 2024
ECLI:NL:HR:2022:583 - Waardering latente AB-claim bij verdeling nalatenschap en de tweeconclusieregel - 21 april 2022
Bij de verdeling van een nalatenschap moet het hof de stelling dat een erfgenaam een rentevoordeel geniet door het doorschuiven van een aanmerkelijkbelangclaim, betrekken bij de waardering. Deze stelling is geen nieuw verweer dat strijdt met de tweeconclusieregel, maar onderdeel van de discussie over de waarderingsmethode.
ECLI:NL:HR:2010:BK4476 - Hoge Raad - 18 februari 2010
ECLI:NL:HR:2004:AO1330 - Hoge Raad - 25 maart 2004
ECLI:NL:HR:2014:951 - Gedragswetenschapper gesloten jeugdzorg: onafhankelijkheid en zorgvuldigheidseisen - 17 april 2014
De gedragswetenschapper die instemt met gesloten jeugdzorg is geen bestuursorgaan of deskundige ex art. 198 Rv. De Awb-zorgvuldigheidsplichten gelden niet. Een dienstverband met Bureau Jeugdzorg tast de bruikbaarheid van de verklaring op zichzelf niet aan, tenzij bijkomende omstandigheden de objectiviteit aantasten.