Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Tweede titel. De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
Negende afdeling. Bewijs
§ 5. Deskundigen
Artikel 187

Artikel 187 (Kostenbegroting en voorschot deskundigen)

Laatste versie

De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een of meer partijen deskundigen vragen hun kosten te begroten. Door de eisende partij wordt een door de rechter te bepalen voorschot en, als dit is bepaald, een nader voorschot, voor die kosten ter griffie gestort, voor zover niet bij het vonnis, bedoeld in artikel 186, eerste lid, in verband met de omstandigheden van het geding de wederpartij of beide partijen samen daartoe is of zijn aangewezen. Aan partijen aan wie ingevolge de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging is verleend of bij wie ingevolge artikel 16 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken het griffierecht voor onvermogenden is geheven, wordt geen voorschot opgelegd. Ook wordt geen voorschot opgelegd aan de partijen van wie geen griffierecht is geheven en aan wie de griffier verklaart dat, als van hen wel griffierecht zou zijn geheven, dat het griffierecht voor onvermogenden zou zijn. Weigert de griffier een verklaring als bedoeld in de vorige zin af te geven, dan staat daartegen verzet open op de wijze als voorzien in artikel 29 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Uitleg in duidelijke taal

De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een of meer partijen deskundigen vragen hun kosten te begroten. Door de eisende partij wordt een door de rechter te bepalen voorschot en, als dit is bepaald, een nader voorschot, voor die kosten ter griffie gestort, voor zover niet bij het vonnis, bedoeld in artikel 186, eerste lid, in verband met de omstandigheden van het geding de wederpartij of beide partijen samen daartoe is of zijn aangewezen. Aan partijen aan wie ingevolge de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging is verleend of bij wie ingevolge artikel 16 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken het griffierecht voor onvermogenden is geheven, wordt geen voorschot opgelegd. Ook wordt geen voorschot opgelegd aan de partijen van wie geen griffierecht is geheven en aan wie de griffier verklaart dat, als van hen wel griffierecht zou zijn geheven, dat het griffierecht voor onvermogenden zou zijn. Weigert de griffier een verklaring als bedoeld in de vorige zin af te geven, dan staat daartegen verzet open op de wijze als voorzien in artikel 29 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Dit artikel bepaalt dat de rechter, hetzij ambtshalve (op eigen initiatief), hetzij op verzoek van een of meer partijen, deskundigen kan vragen om hun kosten te begroten. De eisende partij moet een door de rechter te bepalen voorschot voor deze kosten ter griffie storten. Als de rechter dit bepaalt, kan ook een nader voorschot vereist zijn. Dit is de hoofdregel, tenzij de rechter in het vonnis (genoemd in artikel 186, eerste lid), rekening houdend met de omstandigheden van het geding, de wederpartij of beide partijen gezamenlijk aanwijst om (een deel van) het voorschot te betalen. Er wordt geen voorschot opgelegd aan partijen die:

  • ingevolge de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging (gesubsidieerde rechtsbijstand) hebben ontvangen;
  • of bij wie ingevolge artikel 16 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken het griffierecht voor onvermogenden is geheven (een lager tarief voor griffierecht wegens onvoldoende financiële middelen). Daarnaast wordt ook geen voorschot opgelegd aan partijen van wie geen griffierecht is geheven, en van wie de griffier verklaart dat, als er wel griffierecht zou zijn geheven, dit het griffierecht voor onvermogenden zou zijn geweest. Als de griffier weigert een dergelijke verklaring af te geven, dan kan daartegen verzet worden aangetekend, op de manier zoals beschreven in artikel 29 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad121x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1433 - Voorlopig Getuigenverhoor: Eisen, Concretisering en Samenloop met een Strafzaak

ECLI:NL:HR:2018:14337 september 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad verduidelijkt de eisen voor een voorlopig getuigenverhoor. Een verzoek hoeft niet exact te specificeren welke getuige wat zal verklaren. Mogelijke overlap met een strafzaak is op zichzelf geen afwijzingsgrond, tenzij dit leidt tot een daadwerkelijke verstoring van het strafonderzoek.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad118x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:3250 - Voorlopig getuigenverhoor: geen premature beoordeling van de vorderingstoewijsbaarheid

ECLI:NL:HR:2017:325022 december 2017Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor mag niet worden afgewezen op basis van een voorbarig oordeel over de toewijsbaarheid van de beoogde vordering. De verzoeker hoeft de vordering niet sluitend te onderbouwen; het is voldoende om duidelijk te maken op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking heeft.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad64x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1105 - Hoge Raad: Ruime opvatting eisen voorlopig getuigenverhoor

ECLI:NL:HR:2022:110515 juli 2022Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De eisen voor een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor (art. 187 Rv) moeten niet te streng worden uitgelegd. De verzoeker hoeft niet de precieze aard van de vordering of alle feiten te specificeren, zolang voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking heeft.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Hoge Raad48x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1112 - Hoge Raad: Ruime Toetsingsmaatstaf voor Voorlopig Getuigenverhoor

ECLI:NL:HR:2022:111215 juli 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor mag niet worden afgewezen omdat de gestelde feiten de vordering nog niet bewijzen. Het verhoor dient juist om opheldering te verkrijgen over de feiten, zodat de verzoeker zijn rechtspositie beter kan beoordelen, ook wat betreft de gebondenheid van de wederpartij.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad29x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1934

ECLI:NL:HR:2022:193423 december 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BY6101

ECLI:NL:HR:2013:BY610115 maart 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AX8295

ECLI:NL:HR:2006:AX82956 oktober 2006Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtInsolventierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1311

ECLI:NL:HR:2020:131117 juli 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak