Artikel 1019i (Termijn en verval voorlopige voorziening IE)
1. Bij het treffen van een voorlopige voorziening bepaalt de voorzieningenrechter een redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak. De voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer een eis in de hoofdzaak niet binnen die termijn is ingesteld en de gedaagde een daartoe strekkende verklaring bij de griffie indient. Is de verklaring ingediend na het verstrijken van de gestelde termijn, dan verliest de voorlopige voorziening haar kracht met de indiening van de verklaring.
2. Heeft de voorzieningenrechter geen termijn als bedoeld in het eerste lid gesteld, dan verliest de voorlopige voorziening haar werking door een verklaring als bedoeld in het eerste lid, wanneer na ten minste 31 dagen, waarvan ten minste 20 werkdagen, geen eis in de hoofdzaak is ingesteld.
3. Bij een verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt een afschrift overgelegd van het vonnis. Is daartegen een rechtsmiddel ingesteld, dan wordt dit in de verklaring vermeld. De gedaagde zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van zijn verklaring aan de eiser.
Uitleg in duidelijke taal
1. Bij het treffen van een voorlopige voorziening bepaalt de voorzieningenrechter een redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak. De voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer een eis in de hoofdzaak niet binnen die termijn is ingesteld en de gedaagde een daartoe strekkende verklaring bij de griffie indient. Is de verklaring ingediend na het verstrijken van de gestelde termijn, dan verliest de voorlopige voorziening haar kracht met de indiening van de verklaring.
Dit betekent letterlijk: Wanneer de voorzieningenrechter een voorlopige maatregel (voorlopige voorziening) oplegt, stelt hij een redelijke periode (redelijke termijn) vast waarbinnen de eiser de juridische procedure over de kern van de zaak (eis in de hoofdzaak) moet starten. De voorlopige voorziening is niet langer geldig (verliest haar kracht) als een eis in de hoofdzaak niet binnen die vastgestelde termijn is ingediend én de gedaagde partij een verklaring met die strekking (daartoe strekkende verklaring) indient bij de administratie van de rechtbank (griffie). Als deze verklaring pas wordt ingediend nadat de gestelde termijn is afgelopen (verstreken), dan verliest de voorlopige voorziening haar geldigheid (kracht) op het moment dat de verklaring wordt ingediend.
2. Heeft de voorzieningenrechter geen termijn als bedoeld in het eerste lid gesteld, dan verliest de voorlopige voorziening haar werking door een verklaring als bedoeld in het eerste lid, wanneer na ten minste 31 dagen, waarvan ten minste 20 werkdagen, geen eis in de hoofdzaak is ingesteld.
Dit betekent letterlijk: Indien de voorzieningenrechter niet een termijn heeft vastgesteld zoals beschreven in het eerste lid, dan vervalt de werking van de voorlopige voorziening door een verklaring zoals bedoeld in het eerste lid, als er na een periode van minimaal 31 dagen, waarvan minstens 20 werkdagen moeten zijn, nog geen eis in de hoofdzaak is ingesteld.
3. Bij een verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt een afschrift overgelegd van het vonnis. Is daartegen een rechtsmiddel ingesteld, dan wordt dit in de verklaring vermeld. De gedaagde zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van zijn verklaring aan de eiser.
Dit betekent letterlijk: Bij een verklaring zoals genoemd in het eerste lid, moet een kopie (afschrift) van de rechterlijke uitspraak (vonnis) worden bijgevoegd (overgelegd). Als er tegen dat vonnis een juridische procedure is gestart om de uitspraak aan te vechten (rechtsmiddel ingesteld), dan moet dit in de verklaring worden opgenomen (vermeld). De gedaagde partij stuurt zo snel als mogelijk een kopie (afschrift) van zijn verklaring naar de eisende partij (eiser).