Artikel 1019h (Redelijke en evenredige kostenveroordeling IE)
Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 194, eerste lid wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
Uitleg in duidelijke taal
Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 194, eerste lid wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
Dit artikel bepaalt dat, als dat nodig is en in afwijking van de regels genoemd in de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en in afwijking van artikel 194, eerste lid, de partij die in de rechtszaak in het ongelijk gestelde is, desgevorderd (dus op verzoek van de winnende partij) veroordeeld wordt. Deze veroordeling betreft de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt. Een uitzondering geldt: de veroordeling vindt niet plaats als de billijkheid zich daartegen verzet.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:1087 - Kostenvergoeding na intrekking kort geding: Hoge Raad creëert nieuwe regeling - 2 juni 2016
De Hoge Raad stelt vast dat een gedaagde na intrekking van een kort geding recht heeft op een proceskostenveroordeling. De gedaagde moet daartoe tijdig aangeven dat hij een kostenbeslissing wenst, waardoor de procedure uitsluitend voor de proceskosten wordt voortgezet.
ECLI:NL:HR:2013:1881 - Montis II: Soepele partijwisseling in hoger beroep en cassatie - 12 december 2013
De Hoge Raad komt terug op eerdere jurisprudentie en introduceert een soepeler regime voor partijwisseling. Een vergissing in de partijaanduiding of een rechtsopvolging (zoals bij fusie) kan worden hersteld, tenzij de wederpartij daardoor onredelijk in haar belangen wordt geschaad.
ECLI:NL:HR:2015:3477 - Handelsnaamrecht: Logo en vormgeving relevant bij beoordeling verwarringsgevaar - 3 december 2015
Bij de beoordeling van verwarringsgevaar ex art. 5 Handelsnaamwet moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. Hoewel de vormgeving geen deel uitmaakt van de handelsnaam zelf, mag de rechter de visuele presentatie, zoals een logo, betrekken bij de vraag of verwarring te duchten is.
ECLI:NL:HR:2022:1942 - Uitputting Merkrecht: Exclusief Distributiesysteem Niet Doorslaggevend voor Bewijslast - 22 december 2022
De Hoge Raad oordeelt dat een exclusief distributiesysteem niet automatisch leidt tot omkering van de bewijslast voor merkinbreuk. De partij die zich op uitputting beroept, moet een reëel gevaar van marktafscherming aantonen. Tevens wordt de hoofdregel voor hoofdelijke proceskostenveroordeling bij meerdere gedaagden bevestigd.
ECLI:NL:HR:2008:BC2153 - Hoge Raad - 29 mei 2008
ECLI:NL:HR:2013:BY1529 - Auteursrecht op gebruiksvoorwerpen: de Tripp Trapp stoel - 21 februari 2013
Elementen van een gebruiksvoorwerp die louter een technisch effect dienen of door technische uitgangspunten zijn bepaald, zijn uitgesloten van auteursrechtelijke bescherming. Voor de inbreukvraag moeten de totaalindrukken worden vergeleken, waarbij de auteursrechtelijk beschermde trekken bepalend zijn, hoewel ook onbeschermde elementen in de combinatie relevant kunnen zijn.
ECLI:NL:HR:2018:721 - Kostenvergoeding 1019h Rv: ook voor puur processuele verweren in IE-zaken - 17 mei 2018
De Hoge Raad oordeelt dat de proceskostenveroordeling van artikel 1019h Rv ook van toepassing is op kosten voor zuiver processuele kwesties, zoals een verweer tegen een te laat ingesteld hoger beroep, binnen een procedure betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten.
ECLI:NL:HR:2016:666 - Aanhouding kort geding-uitspraak in afwachting van bodemprocedure onterecht - 14 april 2016
Het enkele feit dat spoedeisend belang ontbreekt en een bodemprocedure aanhangig is, rechtvaardigt niet dat een rechter in kort geding zijn beslissing, met name over de proceskosten, voor onbepaalde tijd aanhoudt. De rechter moet, met het oog op onredelijke vertraging, in beginsel einduitspraak doen.
ECLI:NL:HR:2010:BK5756 - Collectieve actie (art. 3:305a BW): ontvankelijkheid bij tegenstrijdige belangen - 25 februari 2010
Een collectieve actie is ontvankelijk als de belangen zich voor bundeling lenen. Tegenstrijdige belangen binnen de achterban, zelfs bij een aanzienlijk deel, staan hieraan niet in de weg. Individuen kunnen zich via de 'opt-out' van art. 3:305a lid 5 BW aan de uitspraak onttrekken.
ECLI:NL:HR:2014:816 - Uitleg octrooiconclusies: Medinol/Abbott over de beschermingsomvang van een stent - 3 april 2014
De beschermingsomvang van een octrooi wordt bepaald door de conclusies, uitgelegd aan de hand van beschrijving en tekeningen. De letterlijke tekst is niet doorslaggevend; een beperktere uitleg is mogelijk als de uitvindingsgedachte, bezien vanuit de vakman op de prioriteitsdatum, daartoe noopt (art. 69 EOV en Protocol).