Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Van rechtspleging van onderscheiden aard
Titel 15. Van rechtspleging in zaken betreffende rechten van intellectuele eigendom
Artikel 1019g

Artikel 1019g (Vergoeding schade door onterechte IP-maatregel)

Laatste versie

De rechter kan op vordering van degene die is getroffen door a. een beslag dat is gelegd ingevolge artikel 28, derde lid, Auteurswet 1912, artikel 17, tweede lid, Wet op de naburige rechten, de artikelen 2.22, tweede lid, en 3.18, tweede lid, Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), artikel 70, negende lid, Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en artikel 14, negende lid, Landbouwkwaliteitswet, b. een maatregel als bedoeld in artikel 1019b, eerste lid, c. een bevel als bedoeld in artikel 1019e, eerste lid, of d. enige andere voorlopige maatregel die is opgelegd krachtens een in artikel 1019 bedoeld recht van intellectuele eigendom, tot voorkoming van een dreigende inbreuk of houdende een verbod op inbreukmakende handelingen of een verbod jegens een tussenpersoon, gelasten dat degene die om deze maatregel heeft gevraagd de door deze maatregel toegebrachte schade op passende wijze vergoedt, indien het beslag ten onrechte is gelegd of het beslag is opgeheven dan wel voor zover de maatregel niet had behoren te worden getroffen of het bevel niet had behoren te worden gegeven of indien wordt vastgesteld dat er geen inbreuk was gemaakt of dreigde.

Uitleg in duidelijke taal

De rechter kan op vordering van degene die is getroffen door

Dit artikel begint met de vaststelling dat de rechter, wanneer een persoon (degene) die nadeel heeft ondervonden (is getroffen door) een van de hierna genoemde situaties een verzoek indient (op vordering), een bepaalde actie kan ondernemen. De specifieke situaties waardoor deze persoon getroffen kan zijn, worden in de volgende onderdelen (a tot en met d) uiteengezet.

a. een beslag dat is gelegd ingevolge artikel 28, derde lid, Auteurswet 1912, artikel 17, tweede lid, Wet op de naburige rechten, de artikelen 2.22, tweede lid, en 3.18, tweede lid, Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), artikel 70, negende lid, Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en artikel 14, negende lid, Landbouwkwaliteitswet,

Dit onderdeel specificeert dat de persoon getroffen kan zijn door een beslag. Dit beslag moet zijn gelegd op basis van (ingevolge) specifieke artikelen uit verschillende wetten die intellectuele eigendomsrechten beschermen, namelijk: artikel 28, derde lid, van de Auteurswet 1912; artikel 17, tweede lid, van de Wet op de naburige rechten; de artikelen 2.22, tweede lid, en 3.18, tweede lid, van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (betreffende merken en tekeningen of modellen); artikel 70, negende lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005; en artikel 14, negende lid, van de Landbouwkwaliteitswet.

b. een maatregel als bedoeld in artikel 1019b, eerste lid,

Dit onderdeel noemt als andere situatie waardoor de persoon getroffen kan zijn: een maatregel zoals omschreven (bedoeld) in artikel 1019b, eerste lid, van dit wetboek.

c. een bevel als bedoeld in artikel 1019e, eerste lid, of

Dit onderdeel noemt als verdere situatie waardoor de persoon getroffen kan zijn: een bevel zoals omschreven (bedoeld) in artikel 1019e, eerste lid, van dit wetboek.

d. enige andere voorlopige maatregel die is opgelegd krachtens een in artikel 1019 bedoeld recht van intellectuele eigendom, tot voorkoming van een dreigende inbreuk of houdende een verbod op inbreukmakende handelingen of een verbod jegens een tussenpersoon,

Dit onderdeel voegt toe dat de persoon ook getroffen kan zijn door enige andere voorlopige maatregel. Deze maatregel moet zijn opgelegd op grond van (krachtens) een recht van intellectuele eigendom zoals genoemd (bedoeld) in artikel 1019 van dit wetboek. Het doel van zo'n maatregel is het voorkomen van een dreigende inbreuk, of het bevatten van een verbod op handelingen die inbreuk maken, of een verbod gericht tegen een tussenpersoon.

gelasten dat degene die om deze maatregel heeft gevraagd de door deze maatregel toegebrachte schade op passende wijze vergoedt, indien het beslag ten onrechte is gelegd of het beslag is opgeheven dan wel voor zover de maatregel niet had behoren te worden getroffen of het bevel niet had behoren te worden gegeven of indien wordt vastgesteld dat er geen inbreuk was gemaakt of dreigde.

Dit slotdeel van de zin specificeert de actie die de rechter kan ondernemen: de rechter kan bevelen (gelasten) dat de persoon die om de betreffende maatregel (zoals genoemd in a, b, c, of d) heeft verzocht, de schade die door deze maatregel is veroorzaakt (toegebrachte schade) op een passende wijze moet vergoeden. Deze verplichting tot schadevergoeding geldt alleen als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: het beslag was onterecht gelegd (ten onrechte is gelegd) of het beslag is naderhand opgeheven; of, voor zover de maatregel achteraf bezien niet had mogen worden opgelegd (niet had behoren te worden getroffen); of, voor zover het bevel achteraf bezien niet had mogen worden gegeven (niet had behoren te worden gegeven); of, indien wordt vastgesteld dat er geen sprake was van een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht of dat er geen dreiging van zo'n inbreuk was (geen inbreuk was gemaakt of dreigde).