Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Van rechtspleging van onderscheiden aard
Titel 17. Van rechtspleging in deelgeschillen betreffende letsel- en overlijdensschade
Artikel 1019aa

Artikel 1019aa (Kostenbegroting deelgeschillen letsel- en overlijdensschade)

Laatste versie

1. De rechter begroot de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt in de beschikking en neemt daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking.

2. De in het eerste lid bedoelde kosten gelden als kosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat in afwijking van het derde lid van die bepaling de regels betreffende de proceskosten niet van toepassing zijn in het geval de vordering ten principale aanhangig is gemaakt.

3. Artikel 289 is niet van toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechter begroot de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt in de beschikking en neemt daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking.

Dit betekent dat de rechter de hoogte van de kosten vaststelt die zijn gemaakt bij de behandeling van het verzoek. Deze vaststelling gebeurt in de beschikking (de rechterlijke uitspraak in een verzoekschriftprocedure). Het gaat hier om de kosten gemaakt door de persoon die schade heeft opgelopen als gevolg van dood of letsel. Bij het begroten van deze kosten houdt de rechter rekening met alle redelijke kosten zoals omschreven in artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

2. De in het eerste lid bedoelde kosten gelden als kosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat in afwijking van het derde lid van die bepaling de regels betreffende de proceskosten niet van toepassing zijn in het geval de vordering ten principale aanhangig is gemaakt.

Dit betekent dat de kosten die in het eerste lid zijn genoemd, worden beschouwd als kosten in de zin van artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Er is echter een belangrijke uitzondering: in tegenstelling tot wat in het derde lid van datzelfde artikel 96 staat, zijn de regels over proceskosten niet van toepassing als de hoofdzaak (de vordering ten principale) al bij de rechter in behandeling is (aanhangig is gemaakt).

3. Artikel 289 is niet van toepassing.

Dit betekent dat artikel 289 niet geldt in deze situatie.