Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Van rechtspleging van onderscheiden aard
Titel 14a. Van rechtspleging in zaken betreffende een collectieve actie en collectieve schadeafwikkeling
Artikel 1018i

Artikel 1018i (Voorstel en vaststelling collectieve schadeafwikkeling)

Laatste versie

1. Betreft de collectieve vordering een vordering tot schadevergoeding in geld, dan kan de rechter alvorens een collectieve schadeafwikkeling vast te stellen, de overlegging door de exclusieve belangenbehartiger en de gedaagde bevelen van een voorstel voor een collectieve schadeafwikkeling. Dit voorstel bevat in ieder geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde voor:

a. de personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden behartigd die zich niet overeenkomstig artikel 1018f van de behartiging van hun belangen in de procedure en de uitspraak hebben bevrijd, en b. de personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden behartigd en die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en die overeenkomstig artikel 1018f met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering hebben ingestemd.

De rechter bepaalt de termijn waarbinnen partijen een voorstel dienen over te leggen. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.

2. De rechter stelt, mede aan de hand van de in het eerste lid bedoelde voorstellen, een collectieve schadeafwikkeling vast die strekt tot vergoeding door gedaagde van de schade van de in het eerste lid, onder a en b, bedoelde personen. De rechter draagt er zorg voor dat hij voor de toepassing van de tiende afdeling van de eerste titel van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek de schadevergoeding voor deze personen waar mogelijk in categorieën vaststelt, dat de collectieve schadeafwikkeling in ieder geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, bevat, dat de hoogte van de daarbij toegekende vergoedingen redelijk is en dat de belangen van de personen voor wie de collectieve schadeafwikkeling wordt vastgesteld ook anderszins voldoende gewaarborgd zijn. Artikel 907, eerste lid, laatste zin, en zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Alvorens een in het tweede lid bedoelde collectieve schadeafwikkeling vast te stellen, kan de rechter bevelen dat één of meer deskundigen zullen berichten over de voor de inhoud van de collectieve schadeafwikkeling van belang zijnde punten.

Uitleg in duidelijke taal

1. Betreft de collectieve vordering een vordering tot schadevergoeding in geld, dan kan de rechter alvorens een collectieve schadeafwikkeling vast te stellen, de overlegging door de exclusieve belangenbehartiger en de gedaagde bevelen van een voorstel voor een collectieve schadeafwikkeling. Dit voorstel bevat in ieder geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde voor:

Dit betekent dat indien de collectieve vordering een eis tot schadevergoeding in geld betreft, de rechter, voordat hij een collectieve schadeafwikkeling vaststelt, de exclusieve belangenbehartiger en de gedaagde partij kan bevelen een voorstel voor een collectieve schadeafwikkeling in te dienen. Dit voorstel moet ten minste de elementen bevatten die zijn genoemd in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, voor:

a. de personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden behartigd die zich niet overeenkomstig artikel 1018f van de behartiging van hun belangen in de procedure en de uitspraak hebben bevrijd, en

Dit verwijst naar de personen die tot de nauwkeurig gedefinieerde groep behoren wiens belangen in deze collectieve vordering worden vertegenwoordigd en die zich niet, conform artikel 1018f, hebben onttrokken aan de behartiging van hun belangen in de procedure en de daaropvolgende uitspraak, en

b. de personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden behartigd en die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en die overeenkomstig artikel 1018f met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering hebben ingestemd.

Dit betreft de personen die tot de nauwkeurig gedefinieerde groep behoren wiens belangen in deze collectieve vordering worden vertegenwoordigd, die geen woonadres of verblijfplaats in Nederland hebben, en die conform artikel 1018f hebben ingestemd met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering.

De rechter bepaalt de termijn waarbinnen partijen een voorstel dienen over te leggen. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.

De rechter stelt de termijn vast waarbinnen de partijen een voorstel moeten indienen. Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan, kan de rechter daaruit de conclusies trekken die hij passend acht.

2. De rechter stelt, mede aan de hand van de in het eerste lid bedoelde voorstellen, een collectieve schadeafwikkeling vast die strekt tot vergoeding door gedaagde van de schade van de in het eerste lid, onder a en b, bedoelde personen. De rechter draagt er zorg voor dat hij voor de toepassing van de tiende afdeling van de eerste titel van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek de schadevergoeding voor deze personen waar mogelijk in categorieën vaststelt, dat de collectieve schadeafwikkeling in ieder geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, bevat, dat de hoogte van de daarbij toegekende vergoedingen redelijk is en dat de belangen van de personen voor wie de collectieve schadeafwikkeling wordt vastgesteld ook anderszins voldoende gewaarborgd zijn. Artikel 907, eerste lid, laatste zin, en zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.

De rechter stelt, mede op basis van de in het eerste lid genoemde voorstellen, een collectieve schadeafwikkeling vast. Deze afwikkeling is bedoeld om de schade te vergoeden die de in het eerste lid, onder a en b, genoemde personen hebben geleden, welke door de gedaagde partij betaald moet worden. De rechter zorgt ervoor dat hij, bij de toepassing van de tiende afdeling van de eerste titel van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, de schadevergoeding voor deze personen zo mogelijk in categorieën indeelt. Verder zorgt de rechter ervoor dat de collectieve schadeafwikkeling ten minste de elementen bevat zoals genoemd in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Ook ziet de rechter erop toe dat de hoogte van de toegekende vergoedingen redelijk is en dat de belangen van de personen voor wie de collectieve schadeafwikkeling wordt vastgesteld, ook op andere manieren voldoende beschermd zijn. Artikel 907, eerste lid, laatste zin, en zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn hierop op een vergelijkbare manier van toepassing.

3. Alvorens een in het tweede lid bedoelde collectieve schadeafwikkeling vast te stellen, kan de rechter bevelen dat één of meer deskundigen zullen berichten over de voor de inhoud van de collectieve schadeafwikkeling van belang zijnde punten.

Voordat de rechter een collectieve schadeafwikkeling vaststelt zoals bedoeld in het tweede lid, kan hij bevelen dat één of meer deskundigen een rapport uitbrengen over punten die van belang zijn voor de inhoud van die collectieve schadeafwikkeling.