Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Van rechtspleging van onderscheiden aard
Titel 13. Van rechtspleging in zaken betreffende de teruggave van cultuurgoederen
Artikel 1011a

Artikel 1011a (Rechtsvordering teruggave cultuurgoederen)

Laatste versie

1. Een rechtsvordering tot teruggave van een roerende zaak, gegrond op artikel 6.7 van de Erfgoedwet, wordt ingesteld tegen de bezitter of, bij ontstentenis van een bezitter, tegen de houder van het cultuurgoed voor de naar de regels van dit wetboek bevoegde rechter.

2. Op straffe van nietigheid dienen tezamen met de dagvaarding te worden betekend:

a. een document waarin de roerende zaak waarvan teruggave wordt gevorderd, wordt beschreven en waaruit blijkt dat deze zaak een cultuurgoed is in de zin van artikel 6.1, onder c, van de Erfgoedwet en derhalve van wezenlijk belang voor het cultureel erfgoed van de verdragsstaat waaruit het cultuurgoed afkomstig is; b. een verklaring van de verdragsstaat waaruit het cultuurgoed afkomstig is, dat dit cultuurgoed buiten het grondgebied van die staat is geraakt met schending van de regels die door die staat in overeenstemming met de doelstellingen van het Unesco-verdrag 1970, bedoeld in artikel 6.1, onder a, van de Erfgoedwet zijn vastgesteld ter zake van de uitvoer en de eigendomsoverdracht van cultuurgoederen, dan wel dat dit cultuurgoed is ontvreemd in die verdragsstaat.

Uitleg in duidelijke taal

1. Een rechtsvordering tot teruggave van een roerende zaak, gegrond op artikel 6.7 van de Erfgoedwet, wordt ingesteld tegen de bezitter of, bij ontstentenis van een bezitter, tegen de houder van het cultuurgoed voor de naar de regels van dit wetboek bevoegde rechter.

Dit lid bepaalt dat een rechtsvordering die gericht is op de teruggave van een roerende zaak en die gegrond is op artikel 6.7 van de Erfgoedwet, moet worden ingesteld tegen de bezitter van het cultuurgoed. Indien er geen bezitter is (bij ontstentenis van een bezitter), moet de vordering worden ingesteld tegen de houder van het cultuurgoed. Deze rechtsvordering moet worden aangebracht bij de rechter die naar de regels van dit wetboek bevoegde rechter is.

2. Op straffe van nietigheid dienen tezamen met de dagvaarding te worden betekend:

Dit lid stelt dat de hierna genoemde documenten tezamen met de dagvaarding moeten worden betekend. Als dit niet gebeurt, is de consequentie nietigheid (op straffe van nietigheid).

a. een document waarin de roerende zaak waarvan teruggave wordt gevorderd, wordt beschreven en waaruit blijkt dat deze zaak een cultuurgoed is in de zin van artikel 6.1, onder c, van de Erfgoedwet en derhalve van wezenlijk belang voor het cultureel erfgoed van de verdragsstaat waaruit het cultuurgoed afkomstig is;

Dit betreft een document waarin de roerende zaak waarvan teruggave wordt gevorderd, wordt beschreven. Uit dit document moet ook blijken dat deze zaak een cultuurgoed is in de zin van artikel 6.1, onder c, van de Erfgoedwet en derhalve van wezenlijk belang voor het cultureel erfgoed van de verdragsstaat waaruit het cultuurgoed afkomstig is.

b. een verklaring van de verdragsstaat waaruit het cultuurgoed afkomstig is, dat dit cultuurgoed buiten het grondgebied van die staat is geraakt met schending van de regels die door die staat in overeenstemming met de doelstellingen van het Unesco-verdrag 1970, bedoeld in artikel 6.1, onder a, van de Erfgoedwet zijn vastgesteld ter zake van de uitvoer en de eigendomsoverdracht van cultuurgoederen, dan wel dat dit cultuurgoed is ontvreemd in die verdragsstaat.

Dit betreft een verklaring van de verdragsstaat waaruit het cultuurgoed afkomstig is. Deze verklaring moet stellen dat dit cultuurgoed buiten het grondgebied van die staat is geraakt door schending van de regels die door die staat zijn vastgesteld in overeenstemming met de doelstellingen van het Unesco-verdrag 1970, zoals bedoeld in artikel 6.1, onder a, van de Erfgoedwet, betreffende de uitvoer en eigendomsoverdracht van cultuurgoederen. Alternatief (dan wel) kan de verklaring inhouden dat dit cultuurgoed is ontvreemd in die verdragsstaat.