Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk IV. Duur van het octrooi. Opeising
Artikel 51

Artikel 51

Laatste versie

1 Een octrooi wordt nietig verklaard voor zover:

a. het octrooi ingevolge de artikelen 1A, 2, 2A, 3 of 5 dan wel, indien het een Europees octrooi betreft, ingevolge de artikelen 52-57 van het Europees Octrooiverdrag niet had behoren te worden verleend;

b. het octrooischrift niet een beschrijving bevat van de uitvinding, die, in voorkomend geval met toepassing van artikel 22B, tweede lid, zodanig duidelijk en volledig is dat een deskundige deze uitvinding kan toepassen;

c. het onderwerp van het octrooi niet wordt gedekt door de inhoud van de ingediende aanvrage, of door de inhoud van de oorspronkelijke aanvrage indien het octrooi is verleend op een afgesplitste aanvrage dan wel op een nieuwe Europese octrooiaanvrage die is ingediend overeenkomstig artikel 61 van het Europees Octrooiverdrag;

d. na openbaarmaking of na octrooiverlening uitbreiding van de beschermingsomvang is opgetreden, of

e. de houder van het octrooi geen aanspraak daarop had hetzij krachtens de bepalingen van hoofdstuk I van deze Rijkswet hetzij, indien het een Europees octrooi betreft, krachtens artikel 60, eerste lid, van het Europees Octrooiverdrag.

2 Voor de toepassing van het eerste lid, onder a, wordt onder de stand van de techniek, bedoeld in artikel 54, derde lid, van het Europees Octrooiverdrag, mede begrepen de inhoud van uit hoofde van deze Rijkswet ingediende octrooiaanvragen, waarvan de dag van indiening voor de datum van indiening van de desbetreffende Europese octrooiaanvrage, die voor de toepassing van dat lid geldt, ligt, en die eerst op of na die datum overeenkomstig artikel 22C ter inzage zijn gelegd of, indien die terinzagelegging nog niet heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 25 zijn openbaar gemaakt.

3 De rechtsvordering tot nietigverklaring komt in de onder a-d genoemde gevallen toe aan een ieder en in het onder e genoemde geval aan degene, die krachtens de in dat onderdeel genoemde bepalingen aanspraak op het octrooi heeft. Indien laatstgenoemde zelf een octrooi voor de desbetreffende uitvinding heeft verkregen, komt de rechtsvordering tot nietigverklaring ook toe aan licentiehouders en pandhouders.

4 De dagvaarding moet binnen acht dagen na haar dagtekening in de openbare registers van de Octrooiraad worden ingeschreven. Bij gebreke van tijdige inschrijving is de eiser verplicht de schade te vergoeden, geleden door hen, die te goeder trouw na die termijn en vóór de inschrijving rechten, waarop de nietigverklaring invloed uitoefent, hebben verkregen.

5 Een octrooi wordt geacht van de aanvang af geheel of gedeeltelijk niet de in de artikelen 30, 43A, 43B en 44A bedoelde rechtsgevolgen te hebben gehad naar gelang het octrooi geheel of gedeeltelijk is nietig verklaard.

6 De terugwerkende kracht van de nietigheid heeft geen invloed op:

a. een beslissing ter zake van handelingen in strijd met het in artikel 30 bedoelde uitsluitend recht van de octrooihouder of van handelingen als bedoeld in de artikelen 43A, 43B en 44A, die voor de nietigverklaring in kracht van gewijsde is gegaan en ten uitvoer is gelegd;

b. een voor de nietigverklaring gesloten overeenkomst, voor zover deze voor de nietigverklaring is uitgevoerd; uit billijkheidsoverwegingen kan echter terugbetaling worden geëist van op grond van deze overeenkomst betaalde bedragen, en wel in de mate als door de omstandigheden gerechtvaardigd is.

7 Voor de toepassing van het in het zesde lid, onder b, bepaalde wordt onder het sluiten van een overeenkomst mede verstaan het ontstaan van een licentie op een andere in artikel 33, tweede lid, 34A of 34B aangegeven wijze.

8 Ingeval een octrooi wordt nietig verklaard op grond van het eerste lid, onder e, en degene, die krachtens de in dat onderdeel genoemde bepalingen aanspraak op het octrooi heeft, zelf een octrooi voor de desbetreffende uitvinding heeft verkregen, worden licenties, die te goeder trouw van het nietigverklaarde octrooi waren verkregen vóór de inschrijving der dagvaarding, geldig tegenover het bestaande octrooi, doch verkrijgt de houder daarvan overeenkomstig artikel 33, derde lid, recht op de voor de licenties verschuldigde vergoeding. De houder van het nietigverklaarde octrooi, die bij zijn aanvrage te goeder trouw was of die het octrooi vóór de inschrijving der dagvaarding te goeder trouw van een vroegere houder verkreeg, blijft in dat geval ten aanzien van het bestaande octrooi bevoegd tot toepassing van de uitvinding op de voet als omschreven in artikel 32.

9 Zodra een eindbeslissing aangaande een vordering tot nietigverklaring in kracht van gewijsde is gegaan of wel de instantie is vervallen, wordt daarvan op verzoek van de meest gerede partij in de openbare registers van de Octrooiraad aantekening gedaan. Van een in kracht van gewijsde gegane nietigverklaring wordt melding gemaakt in het in artikel 25 bedoelde blad.

Details

[Regeling vervallen per 01-09-2004]