Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk I. Nadere bepalingen met betrekking tot het Wetboek van militair strafrecht
§ 5. Dienstvoorschriften
Artikel 9

Artikel 9

Laatste versie

1. Onder de in artikel 135 van het Wetboek van Militair Strafrecht bedoelde besluiten van algemene strekking worden, naast de in dit besluit vervatte regelen van algemene strekking, mede verstaan de schriftelijke besluiten van algemene strekking welke voor de inwerkingtreding van de Rijkswet van 14 juni 1990, tot wijziging van het Wetboek van Militair Strafrecht in verband met de herziening van het militair tuchtrecht en ter afschaffing van de doodstraf, door Onze Minister van Defensie of door het gezag dat op grond van de Wet op de Krijgstucht alstoen bevoegd was tot het opleggen van krijgstuchtelijke straffen, werden vastgesteld en bekendgemaakt. Bij de toepassing van artikel 135 van het Wetboek van Militair Strafrecht worden dergelijke besluiten gelijkgesteld met besluiten die zijn vastgesteld krachtens dit besluit.

2. Tot het ter verzekering van het goede functioneren van de krijgsmacht, ter bevordering van de veiligheid en ter handhaving van de discipline geven van dienstvoorschriften, zijn bevoegd:

a. Onze Minister van Defensie; b. de door Onze Minister van Defensie aan te wijzen functionarissen; c. de bevelvoerend militair, bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de Wet militair tuchtrecht, alsmede de boven hem gestelde bevelvoerende militairen.

3. De bevelvoerende militair, bedoeld in het tweede lid, onder c, is niet bevoegd dienstvoorschriften te geven die in strijd zijn met dienstvoorschriften die gegeven zijn door boven hem gestelde bevelvoerende militairen of door Onze Minister van Defensie.

4. De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze algemene maatregel van rijksbestuur geldende dienstvoorschriften, gegeven krachtens artikel 9, tweede lid, van het Besluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht berusten vanaf dat tijdstip op artikel 9, tweede lid, van dit rijksbesluit.