Artikel 26
1. Op een gehandicaptenparkeerplaats mag slechts worden geparkeerd:
a. een gehandicaptenvoertuig, indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte; b. een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht, indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van de gehandicapte aan wie de kaart is verstrekt, dan wel met het vervoer van een of meerdere personen die in een instelling verblijven, indien de kaart aan het bestuur van die instelling is verstrekt; of c. indien de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, dat voertuig.
2. Indien op een onderbord een maximale parkeerduur is vermeld, is artikel 25, tweede tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de parkeerplaats niet hoeft te zijn voorzien van een blauwe streep.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBGEL:2025:8050 - Rechtbank Gelderland - 29 september 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4544 - Voorwaarden ontheffing gebruik fietspad door bewoner van woonark blijven in stand - 24 september 2025
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat een college voorwaarden mag verbinden aan een ontheffing voor het gebruik van een fietspad. Een belangenafweging kan rechtvaardigen dat het college de verkeersveiligheid zwaarder laat wegen dan het onbeperkte belang van de bewoner om zijn woonark met de auto te bereiken.
ECLI:NL:RVS:2025:4545 - Ontheffing fietspad dijk: belangenafweging college blijft in stand - 24 september 2025
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat het college van dijkgraaf en hoogheemraden bij het verlenen van een beperkte ontheffing voor het berijden van een fietspad de belangen van verkeersveiligheid en waterveiligheid zwaarder mocht laten wegen dan het belang van de bewoner van de woonark bij onbeperkte toegang.